De karpervisserij in de late herfst heeft ten opzichte van andere jaargetijden zijn eigen charme, maar ook zijn eigen regeltjes. Bernd Brink beschrijft waarom koud water meer succes oplevert dan warmer water; welke watertypen interessant zijn in deze tijd en met welke voorbereidingen je de kans op succes kunt verhogen.

Koud nachtje geweest!

Tekst & foto’s: Bernd Brink

De late herfst is voor veel karpervissers het moment op de karperspullen op te bergen. Het is immers de tijd van het jaar dat je steeds minder vangt. Een aantal karpervissers weet echter beter; voor hen breekt juist nu de beste tijd aan. Wie heeft gelijk? Voor beide kanten is iets te zeggen. Het is een kwestie van het kiezen van het juiste water, de juiste stek en aanpak die het verschil kunnen maken.

Niet ieder watertype levert goede vangsten. Karpers zijn koudbloedig, ze geven de voorkeur aan een constante watertemperatuur of een gestaag stijgende. Snelle temperatuurswisselingen kunnen ze niet goed aan. In oktober dienen zich meestal de eerste koufronten aan. Als de watertemperatuur onder de tien graden Celsius daalt breekt een mindere tijd aan voor de karper. Dieper water verdient de voorkeur voor de karpervisser die in de koude maanden doorvist. Op ondiep water kunnen kleine wisselingen van grote invloed zijn. Zo kan een koude bui of eerste nachtvorst het wateroppervlak snel afkoelen, met als gevolg dat de karper de bek dichthoudt.

Eind oktober/begin november kunnen  nachtvorsten de temperatuur sterk doen dalen; boven en onderwater.

 

CONSTANTE TEMPERATUUR

Zodra het kouder wordt en de watertemperatuur ook daalt, ga ik op zoek naar de dieptes waar de temperatuur het meest constant is. Mijn vaste hulpmiddel voor het vinden van de juiste visdiepte is de Fish Hawk GTM. Dit apparaat geeft per meter diepte de watertemperatuur aan. Het scheelt een hoop gokwerk en vooral veel tijd.

Later in de herfst, richting begin winter, stabiliseert de watertemperatuur vaak over het gehele water. Zo mat ik midden november de temperatuur op een groot meer. Van twee meter tot een diepte van acht meter was het temperatuurverschil slechts 0,4 graden. Op diepere meren treedt die gelijkmatigheid in vanaf een graad of 12. Als het afkoelende oppervlaktewater zich vermengt met de diepere waterlagen ontstaat er een metersdikke laag met praktisch dezelfde temperatuur. Door dit proces kun je in alle waterlagen vis verwachten. Nu geldt dus: vis je montages op verschillende dieptes, om zo de vis te vinden. Dat kan tijdens de late herfst zeer ondiep zijn. Ik heb bij een watertemperatuur van 6 graden karper gevangen op 2 meter diepte, op een 12 meter diep meer.

Een prachtige novemberkarper.

LOEF- OF LIJZIJDE?

In het voorjaar concentreer ik me vooral op de loefzijde van een meer, de kant waar de wind op de oever staat. Als het najaar begint keer ik dat meestal om, zeker bij een koude wind. De wind op de oeverzone zorgt ervoor dat de koudere bovenlaag zich mengt met de (iets) warmere onderlaag. Vanwege de lagere watertemperatuur is het verschil in zuurstofgehalte langs beide oevers verwaarloosbaar. Daarom zijn de oevers aan de lijzijde, in de luwte dus, in de late herfst vaak beter.

Op een grindput deed ik de volgende metingen:

Loefzijde (aanlandige wind) Lijzijde (aflandige wind)
2 meter 6°C 2 meter 6,4°C
4 meter 5,6°C 4 meter 6°C
6 meter 5,8°C 6 meter 6°C
8 meter (bodem) 5,8°C 8,3 meter (bodem) 6°C

 

Tot zover een boeiend artikel uit de Karperwereld 141 die momenteel in de winkels ligt. Wil je voortaan niets missen van deze artikelen, zorg dan voor een abonnement: klik hier.