In Nederland liggen heel wat wateren die je met een gerust hart ‘groot’ mag noemen. Neem onze grote rivieren en kanalen, de Randmeren en allerlei andere grote plassen en meren; het zijn er teveel om op te noemen! Al die wateren kennen stroming of andere vormen van waterbeweging. Tel daarbij op dat veel van die wateren windgevoelig zijn en je komt snel tot de conclusie dat het feedervissen hier heel vaak de meest doeltreffende vismanier zal zijn!

Groot water als het Ketelmeer of zoals op de foto, het Haringvliet…

 

door Jan Van Schendel

 

Dit soort wateren vereisen een bepaalde aanpak en daarbij is het handig om de visserij op meren en grote watersystemen en de rivieren op te splitsen. Het vissen op wateren als de Rijn, de Waal, de Maas en al helemaal de Gelderse IJssel vereist toch weer net een andere vismanier dan op de meren en plassen. Er zijn absoluut overeenkomsten, maar ook zeker verschillen. Een ding is zeker: overal heb je redelijk zwaar materiaal nodig, misschien een heel enkele uitzondering daargelaten.

 

De grote rivieren

Met name het vissen op de grote rivieren heb ik vaak gedaan. Logisch, het was nooit een probleem om vrijwel ieder weekend hele leuke wedstrijden te vinden, met name langs de Maas.

Het vissen op stromend water is magnifiek om te doen. De visafstanden waren overal wel anders, maar in ieder geval was heel ver vissen meestal niet de beste optie! Het vaakst viste je op een afstand van tussen de 30 en 50 meter en meestal was er best leuk vis te vangen Alleen op hele slechte dagen waren op die verre afstanden soms toch nog wat vissen te vangen. Je was altijd op zoek naar de brasems, dat waren in de eerste jaren meestal vissen van minder dan een kilo, maar ieder jaar werd hun gemiddelde gewicht iets groter. Heel vaak echter was de visserij op voorns ook heel doeltreffend, vooral nadat de casters hun intrede hadden gedaan.

Volle korven op groot water. Met een beetje wind werpt een speedkorf altijd stabieler en preciezer.

 

==========================

Riviermontage

Voor afstanden tot zo’n 35 meter gebruik ik vrijwel altijd 25/00 nylon, dus geen gevlochten hoofdlijn. Ik vis de voerkorf in een kleine lus van 10-15 cm lengte. Onder de lus komt een stukje ‘getwiste’ nylon waaraan (al dan niet via een klein warteltje) de onderlijn wordt bevestigd. Voor het vissen op grotere afstanden gebruik ik wel een gevlochten lijn. Daaraan wordt altijd een voorslag van 30/00 nylon geknoopt met een lengte van twee keer de hengellengte, plus 3 tot 4 molenslagen. Zo kan je zowel bij het werpen als bij het landen van de vissen de rek in de nylon maximaal in je voordeel gebruiken, terwijl de gevlochten lijn een optimale beetregistratie geeft.

===========================

 

Slappe lijn

Vrijwel altijd vis ik met een ‘slappe lijn’. Na de worp moet je de hengel aanmerkelijk meer naar achteren houden ten opzichte van je eigen vispositie, voordat deze de lijnclip raakt. Zo kan je, voordat je de hengel op de hengelsteun in vispositie legt, behoorlijk wat lijn ‘meegeven’ met het stromende water. De stroming zorgt ervoor dat de lijn zich spant. Op deze manier komt er een bocht in de lijn, waarbij het laatste stukje nylon bij de voerkorf parallel met de stroming ligt.

 

Tot zover een deel uit het grote artikel dat momenteel in de BEET Magazine staat die nu in de winkels ligt (de volgende ligt 27 april in de winkel!). Jan van Schendel gaat verder in op de diverse montages die het beste passen bij het type rivier of groot water, zoals de schuivende zijlijn; het paternoster- en zijlijnsysteem of de kant-en-klare systemen. En je weet het; wil je dit alles als eerste lezen, neem dan een betaalbaar abonnement: klik hier.