Lelievelden bieden karpers het beste van twee werelden: voedsel en beschutting. Met name in de periode waar we ons nu in bevinden zijn dit ware hotspots. Er bestaan echter nogal wat misvattingen over het vissen in en bij deze waterplanten. Tijd voor opheldering!

Tijdens mijn leven als karpervisser ben ik lelievelden al op veel verschillende watertypen tegengekomen. Van kraakheldere, diepe bergmeren tot ondiepe troebele afwateringskanalen. En ongeacht het watertype hebben ze een ding gemeen: ze zijn een trekpleister voor vissen. Ook karper trekt zich graag terug in de soms uitgestrekte lelievelden.

Het vissen tussen en bij lelies vergt een aangepaste aanpak.

En niet geheel onbelangrijk: het wemelt er van het natuurlijk voedsel, zeker in de zomerperiode. Misschien heb jij ook wel eens gezien hoe karpers leliebladen omhoogduwen in een poging om de insecten en slakjes eraf te zuigen. In de loop der jaren zijn bij mij enkele aspecten opgevallen die hebben geleid tot een effectieve lelie-aanpak. Bij het lelievissen pas ik twee strategieën toe, waarbij ik een onderscheid maak tussen overdag en nachtelijke vissessies.

Het particle dilemmam, het lokt karpers maar ook witvis.

Dagazers

In de regel zijn de lelie-wateren waar ik vis kraakhelder en kun je met een polaroidbril tot op de bodem kijken. Dat maakt het observeren een stuk makkelijker. Vaak zie je in het begin geen vis liggen of zwemmen, maar het loont om eventjes je ogen te laten ‘wennen’. Vaak is het hoe langer je kijkt, des te meer karper of activiteit je ziet. In sommige gevallen hangen de karpers roerloos onder de lelies, maar zelfs overdag heb ik al vaak azende karpers midden in lelievelden gezien.

De cijfers liegen er niet om: gemiddeld genomen kwamen 7 van de 10 vissen uit de lelies.

Overdag is het cruciaal om je montage tussen de leliebladeren te plaatsen. Samen met een vismaat heb ik enkele gegevens bijgehouden en wat blijkt? Wanneer we de montage buiten de lelies visten, een afstand van 4 meter, kregen we beduiden minder aanbeten. De cijfers liegen er niet om: gemiddeld genomen kwamen 7 van de 10 vissen uit de lelies. Tijdens de nachtelijke uurtjes is het een ander verhaal, maar overdag zweer ik bij het vissen in de lelievelden.

Tussen de lelies voer ik weinig maar opvallend aas.

Nogmaals, ik vis tussen de lelies, wat betekent dat ik naast het materiaal ook de voerstrategie aanpas. Op de bodem tussen de stengels en wortels van de lelies hopen plantenresten, andere waterplanten en algen zich op. In de regel is de bodem er boterzacht. Ga er maar eens met een prikstok of een lange bankstick in de bodem prikken. Ik durf te wedden dat deze op sommige plekken compleet in de bodem verdwijnt! Tussen de lelies vis ik daarom altijd met pop-ups en weinig voer; een pva-zakje gevuld met wat boiliekruim is genoeg.

Mooi roze is niet lelijk.

Nachtgedrag

In de late, vroege en nachtelijke uurtjes is het karpergedrag vaak anders. Ze verlaten de lelievelden en azen ook op het open water, waarbij hun trekroutes vaak langs de randen van de velden liggen. In vergelijking met de ‘dagmethode’ schroef ik de hoeveelheid voer behoorlijk op en is ook de grootte van de voerplek aanzienlijk. Hoe ziet mijn standaard voermethode eruit? Een strook van ongeveer 4 meter breed en 20 meter lang, vlak voor de lelies, voorzie ik van 3 kg boilies, 6 kg particlemix (mais, erwten en tarwe) en pellets.

Overdag zul je de meeste actie krijgen.

Deze hoeveelheid is gebaseerd op een water met een behoorlijk bestand witvis en een goed en ‘natuurlijk’ karperbestand. Ieder water kent een andere visbezetting en bij je voerstrategie moet je dit zeker in het achterhoofd houden. Het gebruik van particles is voor veel karpervissers een dilemma; het trekt naast karper namelijk ook veel witvis aan.

Wat betreft haakaas ga ik onder sommige omstandigheden, lees veel witvis, nog groter tot wel 35 mm.

Dat heeft zijn voor- en nadelen. Is er veel witvis op de stek, dan bestaat het gevaar dat de voerplek reeds leeggevreten is, voordat karper arriveert. En op een lege voerplek blijft karper minder lang hangen, dus daarom kies ik voor vrij forse, 24 mm boilies in mijn voermix. Wat betreft haakaas ga ik onder sommige omstandigheden, lees veel witvis, nog groter tot wel 35 mm.

 

Robuust

De vis boort zich bij een aanbeet zo diep mogelijk het lelieveld in. De aanbeten zijn knalhard en mijn vrijloopmechanisme stel ik daarom zo zwaar mogelijk in. Hoe meer afstand een vis aflegt, des te moeilijker het wordt om de vis binnen te krijgen. Ook krijg je vaak te maken met rietkragen. Kortom, op dit soort plekken heb je robuust materiaal nodig.

In de donkere uurtjes plaats ik de montage voor de lelies.

Om te beginnen met de lijn: vaak wordt dyneema geadviseerd, je zou dit tijdens de dril als een mes door de zachte stengels kunnen laten snijden. Ik ben het hier niet mee eens. Het is echt een fabel dat je met een dyneema een hele reeks stengels doorsnijdt. Daarom gebruik ik gewoon nylon. Aan de 40/00 hoofdlijn knoop ik vervolgens een 30 meter lange 70/00 fluorocarbon voorslag. Met zo’n lijn kun je karper veilig tussen de lelies drillen.

 

Hotspots

Simpelweg de montage tussen of tegen de lelies plaatsen kan, maar de ervaring leert mij dat het loont om naar de hotspot binnen de hotspot te zoeken! Daarvoor moeten we ons verplaatsen in de wereld van onze geschubde vrienden. Zelf heb ik dat vrij letterlijk genomen en ben op een zomerse dag een kijkje onder water gaan nemen. Met een duikbril dook ik het water in en daar heb ik geen moment spijt van gehad! Het leverde veel informatie en nieuwe inzichten op. Twee aspecten sprongen mij direct in het oog: kuilen en lichte plekken op de bodem. Ook mijn vismaat Matthias was deze verschijnselen op zijn snorkelavonturen tegengekomen.

Hotspot binnen een hotspot. De lichtgekleurde plek naast de autoband is bezaaid met vermalen restjes schelpen.

De kuilen zijn grofweg 40 cm diep en hebben een diameter van 1 meter. We vermoeden dat het hier gaat om plekken die karpers regelmatig bezoeken en waar ze zich in de modder boren opzoek naar voedsel. In deze kuilen vonden we ook resten van schaaldieren. Daarnaast vielen lichtgekleurde bodemplekken op. Jonge leliebladeren waren op deze plekken bedekt met een laagje fijn sediment. Als je het mij vraagt een aanwijzing van azende vis, zeker wanneer je op die plekken overblijfselen van slakjes en andere schelpdieren tegenkomt.

Een langwerpig gestroomlijnd lood blijft minder snel achter de planten haken.

Nadat ik vanuit een bootje met een ‘kijkemmer’ dit ook kon zien, heb ik mijn montages doelbewust op dit soort plekken gedropt en dat heeft me beslist geen windeieren gelegd. Zoals bij zoveel visserijen en stekken zijn het vaak dit soort details die het verschil maken tussen af en toe een visje vangen of op regelmatige basis je hengel kunnen kromtrekken.