Veel van de kennis die we hebben over vissen, ontlenen we van de waarnemingen van sportvissers en duikers. Zo ook de antwoorden op vragen als: hebben snoekbaarzen een territorium? Een vraag waarop geen eenduidig antwoord op te geven is, maar meerdere.

Een mannetjes snoekbaars in paaikleed. Deze gaat duidelijk een territorium innemen en een paaiplek maken.

 

Tekst en foto’s: redactie

 

Overleving

De antwoorden hierop zijn niet altijd eenduidig te geven, omdat in de natuur ‘overleving’ van de soort erop gebaseerd is dat niet alle individuen hetzelfde gedrag erop nahouden. Over de snoekbaars kan hetzelfde gezegd worden. Deze soort kent afhankelijk van het jaargetijde en de omstandigheden (afgesloten water, rivier, hoog- of laagwater, watertemperatuur, paaitijd) vaak ‘tijdelijke’ territoria.

 

Waar veel prooivis aanwezig is, is ook roofvis in de buurt. Waar iets te halen valt, komen dus ook snoekbaarzen regelmatig ‘buurten’ om voedsel te vergaren. Dit kun je de ‘tijdelijke’ territoria noemen. Andere territoria ontstaan in de winterperiode, wanneer de snoekbaarzen diepere plekken opzoeken om te overwinteren, met de nabijheid van voedselbronnen in de buurt, zoals overwinterende witvis.

In het voorjaar (het ene jaar wat eerder dan het andere jaar) maken de mannetjes van de snoekbaars een territorium rond een paaiplaats, die ze schoonmaken van vuil, in afwachting van paairijpe vrouwtjes. Hoewel ze hun paaiplek verdedigen, zoeken snoekbaarzen vaak wel de nabijheid op van andere snoekbaarzen met nesten, zodat een vijand gezamenlijk kan worden bestreden. Soortgelijk gedrag zien we ook bij vogels die in kolonies broeden om gezamenlijk vijanden te kunnen aanvallen, en elkaar waarschuwen als er vijanden in de buurt zijn.

 

Vanuit Duitsland

Een vast territorium hebben snoekbaarzen alleen in kleine afgesloten wateren, zo lijkt het. In grote watersystemen kunnen individuen zich door de seizoenen heen vrij bewegen, al lijken ze niet geneigd om tientallen kilometers af te leggen. Bij hoogwater in rivieren kunnen snoekbaarzen (en zeker jonge exemplaren) wel afstanden afleggen; noodgedwongen ‘spoelen’ ze dan met het hoge water mee naar benedenstroomse gebieden, zoals vanuit Duitsland naar de delta in Nederland.