ROLF BOUMAN – Wanneer de eerste herfststormen over het land geraasd zijn, de lucht vaker grijs dan blauw is en zodra de temperatuur naar beneden kukelt, krijg ik jeuk. Visjeuk, of nog duidelijker gesteld: snoekjeuk! Het is een jaarlijks terugkerend fenomeen. Ik moet en zal de komende maanden met beschadigde handen rondlopen. Die ploppende dobber of die beuk op het stuk kunstaas: het is en blijft iets fantastisch. Vanaf oktober tot eind maart ga ik geregeld met een snoekstok op pad, gewoon omdat ik warm wil worden van de adrenaline bij die altijd onverwachte aanbeet.

Waaiertje, waaiertje

Het mooie van snoeken vanaf de kant vind ik toch wel de mobiliteit. Natuurlijk kun je ook mobiel karperen met een struinhengeltje, maar het is anders. Zeker wanneer je met kunstaas vist, sta je eigenlijk nauwelijks stil. Kilometers en kilometers baggeren door bermen en polders. Wie zegt dat vissen geen sport is? Na een seizoen snoeken met kunstaas zijn mijn kuiten echt wel een heel stuk dikker en steviger.

Het zogenaamde waaieren is vaak de snelste manier om te ontdekken waar de vis uithangt. Iedere keer 50 meter opschuiven, worpje links, naar voren en eentje naar rechts. En weer opschuiven. En dat zes uur lang tot de schouders stijf zijn, de benen moe en de keel hunkert naar een groot glas koud bier en een portie bitterballen met veel mosterd.

En doorrrr

Wat ik de laatste jaren graag doe bij het snoekvissen, is tijdens de sessie overschakelen van kunstaas naar doodaas. Maar pas als ik ‘ze’ gevonden heb. Zeker in de koudere maanden liggen de snoeken vaak opgestapeld op plekken die witvissen hebben uitgekozen om de winter door te brengen. Dat betekent trouwens ook dat hele stukken sloot, kanaal en/of vaart volledig snoekloos zijn.

snoekjeuk rolf bouman

Een enorm stuk rubber naar binnen gezogen, meteen doorvissen met dood aas!

Krijg ik dan na een uur werpen met kunstaas dan opeens die gewenste aanbeet, dan ren ik terug naar de auto, gooi de kunstaashengel in de achterbak en kom terug met een zakje dode voorns en een dobberhengel. Het is onvoorstelbaar hoeveel snoeken er soms liggen op een T-splitsing of onder een bruggetje. Ik heb het gevoel dat ik dan met een doodaas aanbieding succesvoller ben dan met een brok kunstaas.

snoekjeuk rolf bouman

Na een vangst met kunstaas, leverde een dode voorn nog eens vijf vissen op dezelfde plek op!

Het formaat telt

Wat mij ook al heel lang opvalt is het formaat van de vis. Het komt mij nauwelijks voor dat ik op een winterholding drie zestigers vang en dan opeens een metervis. Het is bijna altijd of klein, of het is groot. Op zich logisch, een snoekje van krap een halve meter wordt echt heel eenvoudig opgevreten door een groenjas met een dubbele lengte.

snoekjeuk rolf bouman

Vismaatje Tsak met een dikke bak.

Ik vind het dan ook extra spannend als de eerste aanbeet een mooie negentiger oplevert; de volgende zou wel eens een echte unit kunnen zijn. Natuurlijk! Iedere vis telt en vangen is altijd leuk, maar als je moest kiezen tussen een kleintje en een grote… Wat zou jij dan doen? Als de snoek aan de andere kant van mijn lijn het formaat heeft van een mogelijke lunchsnack voor een groter exemplaar, dan verkas ik zelfs. Grote kans dat bij de volgende T-splitsing de grotere vissen liggen.

Vrijheid, blijheid

Naast de mobiliteit van het struinend snoekvissen, vind ik het ook fijn dat je gewoon ‘effetjes’ een half uurtje op pad kan gaan. Desnoods een kwartiertje tijdens de lunchpauze. Dat zou ik niet snel doen wanneer ik statisch op karper vis en de gemiddelde witvisser zie ik ook niet zijn hele plateau installeren voor zo’n korte flitssessie.

Op pad, snoekjeuk!

Mijn hengels liggen klaar, de voorns zijn gevangen en de dreggen van het kunstaas zijn vernieuwd. Ik ga op pad. Laat die tanden maar knarsen en de adrenaline gieren!

snoekjeuk rolf bouman

Zoonlief vindt dobberen heel gaaf.

Natuurlijk vind je deze column leuk, daarom:

[irp posts=”11691″ name=”Elastic Fantastic”]

[irp posts=”19593″ name=”Wapperen op zeebaars”]