Bij vis bepaalt de omgeving de lichaamstemperatuur, dus vanaf het najaar koelen ze stevig af. Werkelijk alles gaat daardoor trager. Dat is zelfs merkbaar in stressreacties na catch & release. De grootste uitdaging komt als het ijs Elfstedendikte krijgt en de zuurstof geleidelijk opraakt. Alleen de kroeskarper kan het gek genoeg volhouden in verstikkend ijswater.

Een groter watervolume koelt minder snel af en de invloed van vrieskou is op grotere diepte minder groot (foto Jannie Bosman)

Tekst: Arno van ’t Hoog, foto’s: redactie

 Nederland is weliswaar niet zo extreem als de Noord- of Zuidpool, maar ook hier spelen de dezelfde uitdagingen. Hoe kom je ongeschonden en fit de winter door als landdier of waterdier?

Landdieren gebruiken verschillende strategieën om de winter door te komen. De eerste is wegtrekken in de herfst om in zuidelijker streken te overwinteren, zoals trekvogels doen. De tweede beproefde methode is in winterslaap gaan. Je kruipt in een hol voorzien van een stevige onderhuidse vetlaag. Je verlaagt je vervolgens de lichaamstemperatuur en wacht geduldig tot buiten de boel weer opwarmt. Beren en egels kiezen daarvoor. Tot slot is er de optie van aanpassen en stug doorgaan. Door in de zomer veel te eten en vetvoorraden aan te leggen, kun je de schrale maanden meestal wel doorkomen. Edelherten pakken het zo aan. Eekhoorns ook, mede dankzij ondergrondse voedselvoorraden. Maar hoe doet een vis dat?

Vissen bereiden zich, net als landdieren, al ver voordat de kou invalt voor op de komende wintermaanden ( foto Volkmar Strikkers’

BRANDSTOF OPSLAAN

Ten eerste: een voorn is geen eekhoorn. Behaarde landdieren met een lichaamstemperatuur van 37 graden zijn niet goed te vergelijken met koudbloedige schubjassen. De belangrijkste overeenkomst zit in het aanleggen van energievoorraden. Zoetwatervissen in onze streken slaan in de zomer en herfst extra vetzuren op. Dat opvetten gebeurt in de periode dat er een overschot beschikbaar is, dus de jaarlijks terugkerende vetcyclus start in de zomermaanden. Dat laat zien dat vissen net als landdieren zich ver voordat de kou invalt al voorbereiden op de komende seizoenen.

Baars, brasem en snoek ontwikkelen in de herfst geen overdreven obesitas, maar in de spieren en de lever stijgt richting de nazomer het gehalte aan vetzuren. Dat is brandstof voor de periode dat er veel minder voedsel te vinden is. Een deel van de vetvoorraad is bestemd voor de geslachtsorganen.

SAMENSCHOLING

Witvis zoekt elkaar op en als het even kan verkassen ze naar dieper water. Een groter watervolume koelt minder snel af en de invloed van vrieskou is op grotere diepte minder groot. Deze samenscholingen of winteraggregaties dienen nog een ander doel: het vermijden van predatie.

Vissen scholen samen in diepere plassen en zeker ook in (jacht)havens.

De strategie van schuilen in groepen is heel verstandig. De kou heeft namelijk ook een negatieve invloed op de spieren, zwemprestaties en de reactietijd. Het wordt lastiger om op tijd te ontsnappen. Samenscholen en een beetje ronddobberen heeft in ieder geval een voordeel: het bespaart bergen energie. Onderzoek laat zien dat vissen normaal gesproken zo’n zestig procent van hun energievoorraad verbruiken met het zoeken naar voedsel en het patrouilleren van hun territorium. In winterrust wordt dat dus grotendeels uitgespaard.

Tot zover een deel uit een interessant artikel over de wijze waarop vissen de winter overleven, dat je kunt lezen in de Beet Magazine die momenteel in de winkels ligt. Natuurlijk staat er nog veel meer interessants in dit magazine. Wil je er niks meer van missen, neem dan een abonnement: klik hier.