Een nieuw seizoen: voorbereidingen

Voor velen van ons staat de start van het nieuwe visseizoen weer voor de deur. Het voorjaar komt eraan en het begint te kriebelen; je wilt maar wat graag weer naar de waterkant! Deze tijd is perfect om de spulletjes weer piekfijn in orde te maken. Niet geheel toevallig geven Jo Adriolo, Ramon Ansing en Jurgen Spierings de nodige tips voor het perfect prepareren van tuigen, elastieken en montages. Doe er je voordeel mee!

JO ADRIOLO

Veel mensen zijn nu bezig zich voor te bereiden op het komende seizoen. Welke aandachtspunten zou jij willen meegeven voor het maken van een goed tuigje?

Wat ik belangrijk vind, is om met een vast systeem te werken wat betreft lood en loodzettingen, daarbij gebruik ik alleen goed gecentreerde loodhagels. Voor de tuigen voor de voorn en brasem visserij gebruik ik altijd vier valloodjes van dezelfde maat en een bulklood van zes loodjes. Ongeacht het gewicht van de dobber werk ik altijd met dit systeem. De maat van de valloodjes is erg belangrijk en afhankelijk van het gewicht van de dobber; een tabel hiervoor staat in een Masterclass 57 – Beet december 2020. Tuigen voor de karpervisserij bouw ik uitsluitend op met loodjes nummer 9 en 10, in mijn geval gebruik ik zelden dobbers van meer dan 0,6 gram draagvermogen voor deze visserij.

Ik maak gebruik van goed gecentreerde loodhagels. Op de voorgrond ligt mijn ‘afstandenplankje’, dit is erg handig.

Ik maak gebruik van goed gecentreerde loodhagels. Op de voorgrond ligt mijn ‘afstandenplankje’, dit is erg handig.

Kijk voor de maten (val)loodjes nog eens naar de Masterclass 57 (Beet december 2020).

Kijk voor de maten (val)loodjes nog eens naar de Masterclass 57 (Beet december 2020).

Het is handig om met verschillende kleuren tuigenplankjes te werken, voor ieder dikte nylon een andere kleur

Wanneer je weet welke loodzetting op een water goed werkt, dan kun je deze reeds bij het maken van de tuigjes thuis prepareren. Ik gebruik hier altijd een plankje voor waar de afstanden op staan, zo weet je dat de loodzetting steeds exact hetzelfde is. Zorg dat je tevens hele kleine loodjes voorhanden hebt voor het nauwkeurig afstellen van de antenne en plaats deze altijd boven het bulklood. Zo hebben ze geen invloed op de loodzetting. Wat betreft diameters nylon zijn mijn tuigen voor de voorn- en brasemvisserij meestal gemaakt van 10/00 en 12/00. De tuigen voor de karpervisserij maak ik vanaf 16/00.

Het is handig om met verschillende kleuren tuigenplankjes te werken, voor ieder dikte nylon een andere kleur. Zo zie je in een oogopslag welke dikte nylon er op het tuigje zit. Ik maak ieder tuigje altijd dubbel, dit vind ik handig. Mocht er onverhoopt iets misgaan, dan heb ik altijd een identiek tuigje voorhanden. De lengte van de tuigen bepaal ik steeds door de slagen op het tuigenplankje te tellen. Ik maak ze standaard te lang en pas de lengte aan de waterkant aan.

Wat is de beste manier om elastiek in je top te monteren? Hoe bepaal je en hoe krijg je de juiste spanning?

Ten eerste is het van belang om het elastiek in de juiste lengte te monteren. In mijn geval plaats ik het in twee delen. Let wel, de eerste twee delen van mijn Garbolino hengel zijn 2,65 meter; bij de meeste andere hengels spreken we dan over drie delen. Gebruik altijd een intern teflon topbusje, liefst met een binnendiameter niet kleiner dan 2 mm. Waarom? Om het elastiek zo optimaal mogelijk te laten werken en glijden. Verder is een goede bung, waarmee je de spanning van het elastiek kunt aanpassen, erg belangrijk. Vis je met een pulla kit? Gebruik dan altijd een teflon kraal waarmee je de spanning van het elastiek kunt aanpassen.

Met een goede bung kun je het elastiek heel precies afstellen.

Met een goede bung kun je het elastiek heel precies afstellen.

Ik gebruik altijd zelfgemaakte dacron connectors. De reden hiervoor is dat ik gewoon geen fan ben van de plastic connectors. Ik vind ze te grof en ze geven vaak een hoop gerammel aan de top.

Ik maak mijn dacron connectors zelf.

Ik maak mijn dacron connectors zelf.

De juiste spanning van het elastiek bepaal ik door het elastiek maximaal uit te rekken. Laat vervolgens het elastiek teruglopen tot deze stopt bij het topbusje. Vervolgens trek ik het er weer 10 cm uit en knip het daar af. Dit is doorgaans de goede spanning zodat het elastiek goed terug naar binnen loopt maar niet te strak staat.

Zo ziet de afwerking van mijn pulla kit er uit.

Zo ziet de afwerking van mijn pulla kit er uit.

Speciale teflon kralen.

Speciale teflon kralen.

Welke lengtes onderlijntjes (vaste hengel) gebruik jij voor de visserij op voorn en brasem? Waarom die specifieke lengtes?

Voor de voorn- en bliekenvisserij gebruik ik altijd onderlijnen van 15 cm, een uitzondering hierop zijn wateren met veel stroming: dan gebruik ik onderlijnen van 20 cm. Voor de brasemvisserij gebruik ik altijd onderlijnen van 20 cm. De reden dat ik voor voorn en bliek een kortere onderlijn gebruik, is omdat ik voor deze visserij het eerste loodje dichter bij de haak wil hebben om de aanbeten sneller en beter te kunnen zien. Op brasem vis je meestal met meer overdiepte en dan vind ik 20 cm weer een betere optie, omdat ik dan ook het eerste loodje iets verder van de haak wil.

Goed gevulde onderlijnendoos.

Goed gevulde onderlijnendoos.

Voeren is cruciaal om ‘de beet erin’ te houden, vooral ‘het juiste moment’. Kun je uitleggen hoe je dat doet? Te laat of te weinig voeren, betekent immers dat de vissen vertrekken naar de buurman.

Dit is een zeer interessant punt en één die je niet in een klein stukje theorie kunt samenvatten. Hierbij komt het meestal aan op ervaring en het gevoel van de visser; het vormt een punt waar veel wedstrijden op worden gewonnen of verloren. Het is iets dat je meestal in een wedstrijd op basis van de omstandigheden moet aanpassen. Wanneer de vissen aanwezig zijn, is het van belang om ze daar zolang mogelijk te houden. Meestal is het zo dat wanneer de vis goed aast, het van belang is om met vaste regelmaat aas en/of voer te brengen.

Het overvoeren is vaak snel gebeurd en in heel veel gevallen voer je eerder teveel dan te weinig

Wanneer de vis de moeilijk is te vangen, is het meestal beter om de plek eerst af te vissen. Dit wil zeggen: pas iets brengen als de beten minder worden of wegvallen. Het overvoeren is vaak snel gebeurd en in heel veel gevallen voer je eerder teveel dan te weinig. Een voorbeeld: je vist met casters en je voert bij met losse casters, dan is het belangrijk hoeveel casters je iedere keer bijvoert. Krijg je goed beet, maar vallen de beten steeds even weg wanneer je bijvoert, dan is dit een teken dat je teveel casters in een keer brengt. Zo zijn er tal van voorbeelden en is het van belang om steeds goed te blijven nadenken over je voeraanpak tijdens een wedstrijd. Let vooral goed op wat het effect is wanneer je voert.

Deze Masterclass Witvissen is afkomstig uit Beet 2 van 2021. Wil je op de hoogte blijven van de nieuwste technieken en materialen voor het witvissen, neem dan een abonnement op Beet. Een abonnement op Beet vind je hier: shop.beet.nl/category/abonnementen/.