Het is half oktober wanneer ik na een drukke dag mijn bed op zoek. Het raam staat op een kier en het suizen van de wind verraadt een stevige bries. De oktoberwind drukt het rolgordijn van het raam en zorgt voor een frisse slaapkamer. Ik kruip onder het eendendons en het duurt niet lang of de karpers sluipen mijn gedachten binnen en wakkeren de plannenmakerij aan.

De vogels trekken door naar het zuiden in de herfstlucht. 

 

Door Dick van Middelaar

Dit Artikel van Toen verscheen eerder in de Karperwereld 129.

 

 Het weidegebied. 

Ik blijf hangen bij een  vergeten klein watertje in een uitgestrekt weidegebied. Een water met een schraal bestand aan vis maar sowieso met één uitschieter. Hier zou ik het jaar wel eens mooi kunnen afsluiten. Met dat beeld in het vooruitzicht groeit het vertrouwen in dat nieuwe doel en val ik in een diepe slaap.

Het betreffende weidegebied is met de geluiden van de vele weidevogels een gebied dat eigenlijk amper tot rust komt, maar waar je wel je rust vindt. Typisch een plek om één te worden met de natuur en waar je in alle rust je strijdplannetje kunt uitvoeren. Het is een gebied waar ik al enkele jaartjes bekend ben en waar ik al wat watertjes heb aangedaan met een paar mooie vissen als resultaat.

 

Najaar in aantocht

Het is eind oktober en het weer begint langzaam om te slaan. Het najaar is duidelijk in aantocht en de karpers vullen hun reserves weer aan voor de komende winter. Ook de weidevogels bereiden zich voor op de aankomende koude periode en verzamelen zich op de vele weilanden die dit gebied rijk is.

Het betreft een vrij ondiep water, dus veel tijd is er niet. Het is even zoeken hoe ik het water het beste kan bereiken. Aangezien de avonden kort zijn en ik gewoon fulltime werk, besluit ik op een zondagmiddag wat voorbereidingen te treffen. Bewapend met een waadpak, een peilhengeltje en wat voer, klim ik over een hek en loop ik in de richting waarvan ik denk dat het de goede is. Zeker vijfhonderd meter weiland wordt er afgelegd, alvorens ik een glimp van het water opvang. Opvliegende ganzen attenderen mij op de stilte die hier heerst, ondanks de voorzichtigheid waarmee ik het land betreed. Het water ligt er verlaten bij. Het is een klein watertje, omringd met enkele op de wind dansende rietkragen. Zonder al te veel na te denken gooi ik de peildobber op meerdere plekken in. De diepte stelt niet zo veel voor. Gemiddeld is het zo’n 1,5 meter en langs de kanten loopt het iets op.

 

Voor mij bekend terrein…

 

Sowieso…

Met het waadpak aan loop ik de kantjes af op zoek naar wat harde stukken. Het merendeel voelt zacht aan en binnen luttele seconden zie ik gasbellen, afgestorven stukken riet en komt er een stinkende walm van de waterbodem. Wanneer ik strak onder de kant op een meter diepte een hard stukje bodem vind, voel ik een last van mijn schouders gaan. Dit plekje onthoud ik! Even dacht ik enkel te maken te hebben met en zachte bodem, maar gelukkig is het tegendeel bewezen. Verderop mondt het water uit op een sloot, wat erg interessant oogt. Als ik daar met het waadpak wat rondloop merk ik al snel dat er op de uitmonding een grote schone harde plaat ligt. Een plaat die vanaf de uitmonding een stuk doorloopt richting het midden van het water. Een prima stek om mijn favoriete inlinelood-systeem te positioneren. Het voordeel is dat ik voor deze stek maar zo’n tien meter lijn hoef uit te gooien. Hoe minder hoe beter! Met deze twee stekjes ben ik zeer tevreden. Het plan is om met twee hengels te vissen om zo de lijndruk laag te houden. Het betreft geen groot water dus de kans dat ik de vis snel op één van de stekken krijg acht ik groot. Aangezien er sowieso een grote vis moet zwemmen en ik hier waarschijnlijk de enige karpervisser ben, besluit ik de eerste drie dagen twee kilo boilies en partikels over beide stekken te verspreiden en daarna iets af te bouwen. Het eerste voer gaat er in en de stekopbouw is gestart.

Boilies en particles moeten het gaan doen.

 

Met een goed gevoel loop ik het hele eind weer terug door het drassige land. Onder begeleiding van de snijdende kreten van de vrouwelijke en de contrastrijkere mannelijke kieviten weet ik uiteindelijk de auto te bereiken. ’s Avond in bed check ik op de smartphone nog even het weer voor de aankomende week. De temperatuur blijft overdag op zo’n twaalf graden steken, waarna ie ’s nachts daalt naar zo’n vijf graden. Prima najaarsomstandigheden. De week erna kan ie zomaar zakken richting het vriespunt dus ik ben niks te vroeg. Met al deze door karper beheerste gedachten in mijn hoofd probeer ik de slaap te vatten. Morgen eerst een dagje werken, daarna kan ik mijn voerplannetje weer voortzetten.

 

Voeren

Het is donker wanneer ik ’s avonds de landweg oprijd richting het water. Het is al laat en de klok geeft tien uur aan. Op tijd naar bed zit er ook deze avond niet echt in. De rubberbanden knarsen op het grind en met groot licht passeer ik enkele hazen die van schrik de weilanden inschieten. Ik neem iets gas terug om niet teveel onrust te veroorzaken. Het is een frisse avond. De wind houdt zich aardig gedeisd. De sterren stralen ver aan de heldere hemel en er is geen kip te bekennen. De polder lijkt even helemaal voor mij alleen. Na een voorzichtige bocht naar links bereik ik na een paar honderd meter het hek. De tweede voeravond is aangebroken en in een vlotte beweging manoeuvreer ik de auto in de berm evenwijdig aan de aanliggende sloot. Ik grijp de emmer voer mee en met enige voorzichtigheid druk ik de autodeur in het slot. Ik klim over het hek en loop langs de sloot op richting het water. In het pikkedonker zie ik maar net een groepje koeien aan de andere kant van de sloot nieuwgierig mijn kant op komen. De gevlekte dames lopen gezellig met mij mee richting het water. Hun poten hoor ik één voor één wegzakken in het modderige land. Wanneer ik het water bereik duurt het niet lang voordat ik de eerste koeienvlaai op het gras hoor kletteren. Ik draai mij nog eens om en zie een paar verbaasde blikken in het weiland. Wat komt die vent hier nou weer doen? Wanneer de koppen weer omlaag gaan hoor ik het geluid van het grazen weer en laten de koeien mij met rust.

Ik staar over het donkere water en voorzie de eerste stek van wat voer. Met een onderhandse worp gooi ik een schep precies op het harde plaatje. Maar net wanneer het voer het wateroppervlak raakt hoor ik vlak achter de stek een logge plons strak voor het riet. Een kolossaal karperlijf doorklieft de waterspiegel en laat zich luid neerplonsen. Zo dan. Dit kon er wel eens eentje wezen! Ik gooi gauw nog wat scheppen voer op de plaat en loop in één stuk door naar de andere stek. Terwijl ik de emmer leeg, reiken de eerste in het maanlicht schitterende golven zich aan van de vis die zojuist de stilte doorbrak. Eindelijk een teken van leven! Een seintje dat ze er wel degelijk zijn.

 

Ik hoor de koeien achter mij verder het land in trekken om zich vervolgens elders neer te laten ploffen voor hun nachtelijke rustmoment. Het is al laat en ik loop terug richting het hek. Met lange stappen doorloop ik het natte land. Langs de sloot hoor ik het geritsel van ratten en een enkele besluit te kiezen voor een nat pak en plonst in het water. Het voeren zet ik nog een paar daagjes voort. Elke avond als ik in het donker aankom en de hoofdlamp aanklik, aanschouw ik een paar oplichtende ogen aan de andere kant van de sloot.  Avond op avond wachten mijn vriendinnen mij op om het hele stuk weer mee te lopen richting het verderop liggende water.

Een zeer fraaie schub…

 

Afroomdag

Het is vrijdagochtend als de wekker afgaat. Na een paar keer snoozen komt langzaam het besef wat voor dag het is. Vanavond ga ik op pad! Op weg naar het water waar hopelijk een mooie vis wacht op één van de voerplekken. Een dikzak die zich op het voer heeft laten neerploffen. Hoopvol sta ik op. Het wordt een lange moeizame dag werken. Na afloop pak ik met spoed de auto in en stuur hem met piepende bandjes richting het vertrouwde weidegebied. Ook deze keer parkeer ik de auto weer netjes bij het hek, langs de sloot. De koeien grazen in alle rust en hebben mij allang gezien. Ze kijken mij aan alsof ze zich afvragen waarom ik vandaag zo vroeg ben. Ik vul de trolley met al mijn materiaal en druk met moeite het wiel door het zachte weiland. Sommige stukken probeer ik snel af te leggen om het wiel rollende te houden. Met meer moeite dan ik vooraf bedacht, bereik ik eindelijk het water.

Vol vertrouwen aanschouw ik het water. De wind heeft een lichte golfslag in gang gezet. Terwijl mijn bezwete rug zich langzaam droogt, maak ik de spullen in rap tempo gereed. De hengels wil ik er zo snel mogelijk in hebben. De linkerhengel langs het riet voorzie ik van tijgernoten. Een liggend en een drijvend fake tijgernootje. Met de derde onderhandse worp – twee worpjes te veel – belandt de montage op de juiste plek. Een duidelijke tik op de top bevestigt het harde plaatje. Voorzichtig plaats ik de hengel op de steunen en druk het kurk in de V. Met een laaghangend licht hangertje laat ik de lijn mooi slap richting het plaatje lopen. De andere hengel komt verderop te liggen bij de uitmonding van de sloot. Hier kost het wat minder moeite om de montage op een gewenste manier te droppen,  aangezien het hier om een vrij grote harde plaat gaat. Deze hengel wordt beaasd met een liggende bol inclusief een roze fake maïsje. De boel ligt op scherp.

 

Logge vis

Op een overzichtelijke plek langs de achterliggende sloot klap ik mijn paraplu uit en maak ik de boel gereed voor de aankomende nacht. Nog voordat ik mijn stretcher uitklap hoor ik de lage toon van mijn beetmelder angstaanjagend op hol slaan. Het is de hengel bij het riet! Ik zie een naar beneden geklapte hengeltop langzaam van links naar rechts buigen en hoor een molenslip bruut doorratelen. Ik grijp de hengel en ondanks dat ik de slip dichter heb gezet, ratelt deze in hetzelfde tempo door! De vis zwemt in één stuk richting het midden en ik moet aardig wat kracht zetten om hem iets te remmen in zijn vluchtplan. De logge vis komt aan het wateroppervlak en keert zich langzaam om. Ik win weer een beetje lijn en wanneer de vis even vlak onder de kant komt zie ik in de schemering een massieve rug de waterspiegel doorbreken. Dit is een kanjer van een vis, dat is zeker! Na het aanschouwen van het bakbeest lopen de zenuwen nog hoger op. De vis raakt steeds meer vermoeid. Wanneer hij zich over lijkt te geven en zijn flank tegen het oppervlak keert, bedenk ik mij geen moment en schuif het net onder het gevaarte. Met nog een logge staartslag om de boel te ontvluchten kopt de vis tegen de binnenkant van het net. Een breed geschouderde karperrug dobbert tussen de mazen van mijn net en het besef van deze vangst begint langzaam door te dringen. Het afromen van de stek lijkt te gaan als in een gedroomd verhaal. Ik til de vis voorzichtig op de mat. Het is duidelijk te zien dat de vis op het voer van beide stekken heeft geteerd. Het duister kleurt de lucht steeds donkerder en ik maak aanstalten de vis op de gevoelige plaat te krijgen. Met een voldaan gevoel schiet ik een paar platen om laat hem, ondersteund door mijn handen, de vrijheid weer tegemoet zwemmen. Met een ferme staartslag koerst de vis weer richting open water. Het water kolkt nog na als  ik een ‘Yes!’ niet kan onderdrukken.

Een verborgen schat…

 

Vol adrenaline nog en met een opgetogen gevoel over de goedgezindheid van de karpergoden, duik ik mijn slaapzak in. De temperatuur zakt en ik rits de slaapzak nog iets dichter. Ik word nog enkele keren wakker. Zou het nóg een keer gebeuren? Ik staar verbaasd naar de twee hengels die er roerloos bijliggen. Maar er gebeurt niets meer. Het duister maakt plaats voor het ochtendlicht en de weidevogels laten zich weer horen als de dag aanbreekt. Het kan mijn opgetogen gevoel niet verdrijven. Wat mij betreft was de buit allang binnen.