Wetenschap

Vissen van dezelfde soort verschillen onderling in hun aangeboren interesse voor kunstaas of natuurlijk aas. Dat betekent dat nieuwsgierige, agressieve, snelgroeiende exemplaren het snelst aan de lijn hangen. Onderzoekers waarschuwen dat als juist deze exemplaren vaak worden meegenomen, de overgebleven vis geleidelijk moeilijker vangbaar wordt.

Tekst & foto’s Arno van ’t Hoog

Ook in eigen land liggen grote wateren onder een stevige hengeldruk. Wat zijn hiervan de gevolgen wat betreft vangbaarheid op lange termijn?

Ook in eigen land liggen grote wateren onder een stevige hengeldruk. Wat zijn hiervan de gevolgen wat betreft vangbaarheid op lange termijn?

De mens is een soort roofdier, met grote invloed op de evolutie van andere dieren. Het verzamelen van jachttrofeeën heeft bijvoorbeeld een duidelijk invloed op de eigenschappen van grote dieren, zoals wilde schapen en olifanten. In sommige streken in Canada heeft drie decennia jacht op het dikhoornschaap het gewicht van de hoorns bij deze dieren met een kwart doen dalen. De volwassen mannetjesschapen zijn ook kleiner geworden.
Dat is evolutionair bekeken wel logisch. Trofeejagers kiezen het liefst forse mannetjes met de grootste hoorns, en mannetjes met grote hoorns krijgen jongen met grote hoorns. Bovendien blijken die prijswinnende exemplaren vaker op jongere leeftijd te worden geschoten, voordat ze vader kunnen geworden. Dat heeft gevolgen: haal de grote, sterke exemplaren systematisch uit een natuurgebied, en de wat meer iele achterblijvers krijgen een kans.

Groot & fit

Vissen hebben geen indrukwekkende hoorns, maar ook vissers hebben een duidelijke voorkeur voor een bepaald type vis. Ze vangen liever zware, sterke of agressieve exemplaren. Liever één stevige recordvis dan tien makke onderdeurtjes. Daarin verschillen commerciële vissers en hengelsporters eigenlijk niet. Sterker: voor veel visserijen en wateren geldt een minimummaat. Het idee is dat de kleintjes door de mazen van het net kunnen glippen of terug worden gezet, zodat ze kunnen uitgroeien en voortplanten.
Dat is een prima idee, maar in die werkwijze zit óók een vorm van selectie. Want stel nu dat grote, exemplaren juist groot zijn geworden doordat ze net even anders zijn dan hun kleinere soortgenoten. Misschien zijn de grote vissen wel de meest fitte. Je moet om groot te worden jarenlang overleven, snel kunnen groeien en efficiënt je voedsel vangen. Bovendien: grote vissen beginnen vaak later aan de voortplanting. Ze stoppen eerst veel in een groeispurt. Eenmaal groot, betaalt die investering zich terug. Grote vissen hebben minder te vrezen van rovers, en krijgen vaak meer nakomelingen.

We vissen op en vangen nu eenmaal het liefst die grote…

We vissen op en vangen nu eenmaal het liefst die grote…

Wat als je de grote vissen weg vangt?

De vraag is dus wat er gebeurt er wanneer je juist die grote vissen systematisch weg vangt. Vooral in de commerciële zeevisserij is daar onbedoeld op grote schaal mee geëxperimenteerd… Door zware overbevissing op de Noordzee zijn uit veel vispopulaties vrijwel alle grote exemplaren verdwenen. Ooit waren kabeljauwen van een meter geen uitzondering, nu is het een bezienswaardigheid. Veel vispopulaties zijn als het ware verjongd: er zwemmen naar verhouding veel peuters en pubers, en maar weinig echte volwassenen of senioren.

“Ooit waren kabeljauwen van een meter geen uitzondering, nu is het een bezienswaardigheid.”

Een kabeljauw om tegenwoordig blij mee te zijn...

Een kabeljauw om tegenwoordig blij mee te zijn…

Wat een trieste constatering wanneer je dit vergelijkt met eind jaren negentig op de Noordzee: 40, 50 en zelfs een 60 ponders.

Wat een trieste constatering wanneer je dit vergelijkt met eind jaren negentig op de Noordzee: 40, 50 en zelfs een 60 ponders.

Dat is tegenwoordig ondenkbaar…

Dat is tegenwoordig ondenkbaar…

Wanneer je de grootste, sterkste, snelste vissen consequent weg vangt, kunnen die hun erfelijke eigenschappen niet doorgeven aan de volgende generatie. De achterblijvers doen dat wel: juist jonge vis die eerder voortplant krijgt bij intensieve visserij meer nakomelingen.

Overbevissing & groei

Van sommige soorten weten onderzoekers inmiddels dat overbevissing de evolutie eigenschappen geleidelijk verandert. Zo wordt kabeljauw en schol in wateren met decennia zware visdruk gemiddeld op wat jongere leeftijd geslachtsrijp en ze groeien daardoor iets minder snel. Bij verschillende zalmsoorten is ook zoiets te zien. Veel zalmpopulaties worden extreem zwaar bevist op open zee en tijdens de trek stroomopwaarts. In sommige streken zijn tekenen te zien dat volwassen zalm minder groot wordt dan dertig jaar geleden, maar omdat klimaatverandering ook meespeelt is het lastig om dat helemaal hard te maken.

Uitzondering op de regel? (foto: Terkel Broe Christensen)

Uitzondering op de regel? (foto: Terkel Broe Christensen)

In sommige streken wordt zalm minder groot… (foto: Terkel Broe Christensen)

In sommige streken wordt zalm minder groot… (foto: Terkel Broe Christensen)

Selectie en evolutie zorgen voor geleidelijke verschuivingen: het is niet zo dat er opeens dwergkabeljauwen of minizalmen rondzwemmen. Je kunt niet even een paar vissen vangen en een conclusie trekken. Je moet langdurig onderzoek doen, en veel vissen met elkaar vergelijken, voordat je een effect kunt zien.
Daarom kiezen veel onderzoekers eerder voor een kunstmatig experiment met aquariumvissen, waarmee je het selectie-effect van de visserij nabootst. Onderzoekers hebben dat bijvoorbeeld gedaan met guppy’s, waarbij ze consequent de grootste mannetjes verwijderden. Al na drie generaties zagen de onderzoekers dat het gemiddelde formaat van volwassen mannetjes zes procent was gedaald.

Al vanaf de jaren ’50 is er in de VS aandacht voor de correlatie tussen (formaat) forelbaars, oftewel largemouth bass, en de vangbaarheid.

Al vanaf de jaren ’50 is er in de VS aandacht voor de correlatie tussen (formaat) forelbaars, oftewel largemouth bass, en de vangbaarheid.

Lastig vangbaar?

Er zijn inmiddels ook experimenten gedaan met soorten die wel bevist worden. Dat soort onderzoek werpt ook een ander licht op een voor velen bekende ervaring: een water waar je tien jaar geleden eenvoudig veel vis ving, staat opeens te boek als moeilijk. De vis bijt nog wel, maar minder snel.
Dat soort anekdotes trokken eind jaren vijftig al aandacht van onderzoekers in de Verenigde Staten, vooral rond wateren waar intensief werd gevist op forelbaars (oftewel largemouth bass/black bass – Micropterus salmoides). Ook daar merkten sportvissers en waterbeheerders dat bij intensieve visserij de vangsten in de loop der jaren bedroevend terugliepen. Naar de oorzaak werd gegist. Was het visbestand gedaald? Is gevangen forelbaars schuwer?

“Bij intensieve visserij liepen de vangsten bedroevend terug; was het visbestand gedaald of de vis schuwer?”

Een aantal onderzoekers had de indruk dat niet elke forelbaars zich even gemakkelijk laat vangen. Misschien zat daarin een verklaring: als sportvissers vooral de grote, agressieve, gretige exemplaren vangen en meenemen, dan blijven de wat kleinere, timide soortgenoten over. Die overblijvers krijgen nakomelingen, die net als hun ouders kunstaas wat vaker onaangeroerd laten passeren.
Dat klinkt als een fraaie theorie, maar werkt het echt zo? Je moet nogal wat bewijzen. Ten eerste dat er aangeboren verschillen bestaan in ‘persoonlijkheid’ tussen forelbaarzen die de interesse voor kunstaas kan verklaren. En ten tweede moeten die verschillen erfelijk zijn: gemakkelijk vangbare forelbaarzen krijgen dus gemakkelijk te vangen nakomelingen.

Vangbaarheid is erfelijk

Er was een experiment van maar liefst 23 jaar voor nodig, maar het antwoord is wel onthullend. Al in 1976 werd gestart met dit onderzoek in Ridge Lake, Illinois, een kleine plas met een oppervlak van tien voetbalvelden. Tussen 1977 en 1980 mochten sportvissers daar vanaf hun boot werpen en alle gevangen forelbaarzen werden met een merkje teruggezet. Telkens werd genoteerd of een vis al eerder was gevangen.
In het najaar van 1980 lieten de onderzoekers Rigde Lake leeglopen en alle forelbaarzen werden in geteld en verdeeld in twee groepen: groep 1 met forelbaars die nul keer was gevangen en groep 2 met forelbaars die meer dan vier keer waren geland. Deze twee groepen noemden de onderzoekers respectievelijk Laag Gevoelig (LG) en Hoog Gevoelig (HG) voor hengelvangst.
In het voorjaar van 1981 werd met forelbaarzen uit beide groepen gekweekt. Vijf LG-koppeltjes en vijf HG-paartjes in afzonderlijke kweekvijvers. In het najaar werden de honderden nakomelingen met een vinknip gemerkt zodat LG en HG van elkaar te onderscheiden waren. De jonge vissen verhuisden met zijn allen naar een grote vijver, waar ze drie seizoenen ongestoord konden opgroeien.

Een ongelooflijk uitvoerig experiment met diverse lastig en gemakkelijk vangbare forelbaarzen!

Een ongelooflijk uitvoerig experiment met diverse lastig en gemakkelijk vangbare forelbaarzen!

De locatie van Ridge Lake in de Verenigde Staten. (Bron: Google Maps)...

De locatie van Ridge Lake in de Verenigde Staten. (Bron: Google Maps).

De locatie van Ridge Lake in de Verenigde Staten. (Bron: Google Maps)

De locatie van Ridge Lake in de Verenigde Staten. (Bron: Google Maps)

Vervolgens werden van LG en HG elk zestig forelbaarzen in een visvijver gebracht, waar twee hengelsporters gedurende de zomermaanden met verschillende aassoorten gingen vissen. Van elke vis werd genoteerd hoe vaak ze aan de lijn hingen. Met de statistieken selecteerden de onderzoekers in het najaar de moeilijkst en de gemakkelijkst te vangen forelbaarzen om mee door te kweken. Die vissen leverden de nieuwe LG en HG kweekstellen voor het voorjaar van 1985.
Je raadt het al: deze kweek- en hengelprocedure werd een paar keer herhaald. De nakomelingen uit het voorjaar 1985 werden bevist in 1989 en die leverden de kweekouders voor het kroost van 1990, die weer werden bevist in de zomer 1994.
Als de onderzoekers vervolgens alle resultaten op een rij zetten, zien ze dat de mate van hengelgevoeligheid tussen beide kweeklijnen enorm gaat verschillen. De LG-lijn bijt steeds minder snel, de HG-lijn hapt steeds sneller toe. Per generatie wordt dat verschil groter, wat een duidelijke aanwijzing is dat hengelgevoeligheid of vangbaarheid erfelijk is.

Stoere en waakzame vissen

Dat erfelijkheid zo’n duidelijke rol speelt in de mate waarin een vis zich laat vangen, betekent voor de forelbaars dat hengelsport tamelijk snel evolutionaire veranderingen in een water tot stand kan brengen. Heel kort door de bocht: in wateren waar alle vis wordt meegenomen stimuleert de hengelsport de kansen voor moeilijk vangbare achterblijvers. De visstand lijkt vervolgens te dalen, terwijl alleen de vangbaarheid afneemt.
De vraag is uiteraard waarin moeilijk vangbare vissen anders zijn. Zijn ze wat voorzichtiger? Of beter in het zien van verschil tussen kunstaas en natuurlijke prooien? Het blijkt in iets anders te zitten: agressie. De LG en HG lijnen van forelbaars zijn later vergeleken op gedrag in het paaiseizoen: succes bij de voortplanting en nestgedrag. Het blijkt dat mannelijke forelbaars uit de HG-lijn in veel opzichten agressiever is en fanatieker het nest bewaakt. Met hetzelfde fanatisme duikt deze vis ook op een plug.
De invloed van evolutionaire selectie door hengelvangst werkt zo bekeken via gedragseigenschappen: stoere, agressieve, waakzame vissen pakken eerder het kunstaas. Zoiets is ook te zien in de hormoonspiegels bij regenboogforel: stressbestendige, actieve exemplaren laten zich gemakkelijker vangen, dan meer timide, sneller gestreste soortgenoten.

Zeker wat betreft het wegvangen van snoekbaars voor consumptie snijd je jezelf als visser op lange termijn in de vinger… Deze vis werd uiteraard weer gereleased!

Zeker wat betreft het wegvangen van snoekbaars voor consumptie snijd je jezelf als visser op lange termijn in de vinger… Deze vis werd uiteraard weer gereleased!

Nut van catch & release

Aangeboren verschillen in gedrag, temperament en agressie spelen niet alleen een rol bij het vangen van rovers. Zulke verschillen in ‘persoonlijkheid’ zijn ook te zien bij karpers, blijkt uit Duits onderzoek. Stoere exemplaren die sneller de neiging hebben om nieuw terrein te verkennen, worden eerder en vaker gevangen, dan voorzichtige exemplaren. De avontuurlijke karpers groeien bovendien wat sneller en extra groei is wellicht een gevolg van intensiever, zorgelozer foerageergedrag. Ook bij karpers loert volgens onderzoekers het risico dat het wegnemen van gemakkelijk vangbare vissen de evolutie richting moeilijk te vangen vis stuurt.

Bij karpervissers is al langer via de praktijk duidelijk geworden dat er op één en het zelfde water gemakkelijk en nauwelijks te vangen exemplaren rondzwemmen.

Bij karpervissers is al langer via de praktijk duidelijk geworden dat er op één en het zelfde water gemakkelijk en nauwelijks te vangen exemplaren rondzwemmen.

“De avontuurlijke karpers groeien bovendien wat sneller en extra groei is wellicht een gevolg van intensiever, zorgelozer foerageergedrag.”

Zijn zulke effecten bij alle soorten te zien? Was het maar zo eenvoudig. Finse onderzoekers scoorden een flink aantal Europese baarzen op gedrag en ze zagen duidelijke verschillen in de neiging om nieuwe gebieden te verkennen. Maar in een aantal hengelexperimenten zagen ze vervolgens geen verschil in vangbaarheid met kunstaas, terwijl ze dat wel hadden verwacht. Het laat zien dat gedrag en erfelijkheid zelden een allesbepalende rol spelen.
Toch is de biologische basis wel duidelijk: exemplaren van dezelfde vissoort verschillen in hun natuurlijk gedrag zoals nieuwsgierigheid en agressie, en daarmee hun vangkans. Hengelsport levert dus altijd een vorm van selectie, vooral op zwaar beviste wateren waar ook vissen worden meegenomen. Die inzichten onderstrepen op een andere manier het nut van catch & release en het respecteren van gesloten tijden.

Literatuur:
• Philipp, D.P. et al (2009) Selection for vulnerability to angling in largemouth bass. Transactions of the American Fisheries Society 138 (1): 189-199.
• Klefoth, T. et al (2017) Toward a mechanistic understanding of vulnerability to hook‐and‐line fishing: Boldness as the basic target of angling‐induced selection. Evol Appl. 10 (10): 994–1006.
• Van Wijk, S.J. et al (2013) Experimental harvesting of fish populations drives genetically based shifts in body size and maturation. Frontiers in Ecology and the Environment 11 (4): 181-187.

 

Dit is een artikel uit de Beet van oktober 2020. Wil je alle artikelen meteen bij het uitkomen van het blad lezen, neem dan een abonnement! Ga voor een abonnement op Beet magazine naar: shop.beet.nl/category/abonnementen/.