Dit artikel verscheen eerder in ons magazine Dé Karperwereld

CHRISTIAN HUMMELINK – Ademloos staar ik naar het ontluisterende tafereel voor me. De roodbruine stalen damwand ken ik maar al te goed, ik had me verheugd op dit weerzien. Nu zie ik echter meer van die beschoeiing dan me lief is. Roestend staal gaat langzaam over in het grauwgrijs van opgedroogd slijk. Her en der liggen de met parelmoer bedekte schelpen van zwanenmosselen. Opengeklapt en leeg, alsof ze amechtig en moegestreden hun laatste adem hebben uitgeblazen. Mierzoete herinneringen lijken ter plekke te verdampen, verdwenen zoals ook het water verdwenen is.

De penetrante geur van ontbindend vissenvlees valt niet te negeren. De geur van de dood, onmiskenbaar. Het jaagpad ziet op sommige plekken vrijwel geheel wit van de aalscholverstront, een lugubere getuige van wat een enorm feestmaal moet zijn geweest. Een gevoel van misselijkheid komt in me op. Het is echter niet de stank die me ziek maakt, maar mijn droom die ter plekke in duigen valt. Het kanaal waar ik zo’n warme band mee heb opgebouwd, waar ik mijn vissersdroom ongestoord en ongeremd na kon jagen, waar de karpers geen namen droegen en de tijd stil leek te staan, dat kanaal staat leeg…

Een droom die ter plekke in duigen valt, het kanaal staat leeg…

TORENHOOG

Drie etmalen eerder rij ik nog nietsvermoedend richting het Franse land, zoals altijd in opperbeste stemming. Waar menig vakantieganger opziet tegen een lange autorit, begint voor mij juist het vakantiegevoel zodra ik de motor start en huis en haard voor een paar dagen achter me laat. Vanaf dat moment geef ik me over aan een ultiem gevoel van vrijheid. Bovendien ligt het verloop van de trip dan nog helemaal open, wat zich in mijn geval meestal vertaalt in onbegrensde mogelijkheden en torenhoge verwachtingen.

Er heeft zich immers nog geen enkele omstandigheid voor kunnen doen die de verwachtingen zou kunnen temperen. Hooguit de weersvoorspelling, maar die had in dit geval juist niet beter kunnen zijn. Want het mag dan weliswaar begin november zijn, er worden uiterst zachte temperaturen tussen de twaalf en vijftien graden voorspeld. Tel daarbij een stevige zuidwestenwind en dan snap je dat er niet bezuinigd is op de meegenomen hoeveelheid voer. Nee, dit kan gewoonweg niet misgaan. De openstaande rekening met mijn favoriete kanaal gaat deze trip ruimschoots vereffend worden, daar ben ik heilig van overtuigd!

JONGENSBOEK

Voor de vijfde keer in anderhalf jaar tijd is mijn bestemming een typisch Frans kanalenstelsel, waarvan er in het noorden en midden van het land zoveel te vinden zijn. De eerste kennismaking was er één uit een jongensboek. Dat jongensboek verdient het om ooit aan papier te worden toevertrouwd, voor nu volstaat slechts de tekst op de kaft, die de lezer aan moet sporen het boek toch vooral te kopen:

‘Vismaten Jochem en Christian zijn verslingerd aan het karpervissen op de Franse kanalen. Al jaren vissen zij secuur sluisstuk na sluisstuk af, op zoek naar mooie en bijzondere vissen. Tijdens één van die sessies besluiten zij het roer om te gooien en sturen zij hun glimmende vismobiel naar een voor beiden volstrekt onbekend kanaal. Het is vissen zoals vissen zou moeten zijn: zonder enige verwachting genietend van de overweldigende natuur en al het mooie dat Frankrijk te bieden heeft. Een sprong in het diepe, een zoektocht naar het onbekende, dromend van een oude kanaalreus met een rug waar een zadel op past.  Tot er plotseling één van hun beetverklikkers begint te krijsen en een droom werkelijkheid wordt…’

Een oude kanaalreus met een rug waar een zadel op past.

INTIEM

Het is niet altijd even makkelijk om uit te leggen wat mij zo trekt aan het vissen op de Franse kanalen. De lange autorit naar ‘sloten waar je met wind mee naar de overkant kunt pissen’ zorgt meer dan eens voor gefronste wenkbrauwen. Vooropgesteld, ik ben een kanaalliefhebber, waarschijnlijk een erfenis van mijn liefde voor het penvissen. De drang om zo dicht mogelijk op de karper te kunnen kruipen drijft me nog steeds in mijn karpervisserij. Op een kanaal heb je altijd de mogelijkheid om op de vis te verkassen, al is dat in de praktijk natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan. Daarnaast brengt de uitgestrektheid van scheepvaartkanalen een facet met zich mee dat het vissen bijzonder avontuurlijk maakt.

Je kunt op deze netwerken van openbaar vaarwater namelijk altijd tegen een verrassing aanlopen. Al spendeer je je hele leven aan hetzelfde stuk kanaal, je zult altijd nieuwe vissen blijven vangen. Vissen die misschien wel via een onwaarschijnlijke route op ‘jouw’ stuk kanaal zijn aanbeland, zwervend langs rivieren en grote open wateren, meesluipend met versassende binnenvaartschepen. Gecombineerd met een uitzetting hier en een geslaagde paai daar zorgt dit vaak voor een bijzonder gevarieerd en interessant karperbestand. Op de Franse kanalen is dit niet anders, al hebben de intieme kanaaltjes een totaal ander karakter dan de ruigere kanalen die ik in Nederland graag bevis.

De meeste kanalen in Frankrijk worden slechts bevaren door spitsen, een klein type binnenvaartschip, en pleziervaart.  De breedte bedraagt vaak niet meer dan een meter of twintig, en door het hoogteverschil in het landschap zijn de sluizen een stuk talrijker, waardoor de lengte van de sluisstukken doorgaans varieert van zo’n vijfhonderd meter tot een kilometer of tien. Grote binnenvaartschepen zie je er dus zelden, of je moet op een ‘Canal grand gabarit’ terecht zijn gekomen. Maar ook de kleinere kanaaltjes worden intensief bevaren. Door dit drukke scheepvaartverkeer worden de sluizen regelmatig geschut, wat zorgt voor behoorlijk wat trek op het water. Deze stroming is direct één van de redenen waarom de hit & run aanpak perfect is voor dit watertype.

Veel actie! Dan gaat er wel eens iets mis.

Een voerplek trekt immers snel een geurspoor door een groot deel van het sluisstuk, waardoor het relatief eenvoudig is om karper op de stek te krijgen. En karper zwemt er bijna overal! Hoewel de bestanden per sluisstuk behoorlijk kunnen verschillen kun je op vrijwel elk kanaaldeel karper verwachten. Veel voorkennis is dan ook niet nodig, zelf ontdekken is vaak stukken leuker. Pionieren zou ik het zeker niet willen noemen want overal wordt tegenwoordig gevist.

Toch merk ik dat veel karpervissers precies van tevoren willen weten wat er nou op welk sluisstuk zwemt. Hiermee doe je jezelf echt tekort, want juist op de sluisstukken waar niks over bekend is kun je nog ongestoord je ding doen. Bovendien zal het niet de eerste keer zijn dat je, juist op zo’n sluisstuk dat de meeste karpervissers links laten liggen, positief verrast wordt door het aanwezige karperbestand. Toegegeven, voor recordsessies ben je aan de Franse kanalen aan het verkeerde adres, maar een sessie met veel actie van puntgave vissen behoort zeker tot de mogelijkheden. Daarnaast is er altijd kans op een gewichtige uitschieter. Voor mij is juist die combinatie van ongeschonden vissen, veel actie, mooie natuur en het avontuur van het onbekende de ideale manier om een paar dagen te genieten van een buitenlandse sessie.

 

DOORBEUKEN

De kilometers asfalt vliegen ondertussen in hoog tempo onder me door. Slechts een maand geleden legde ik dezelfde route af, onderweg naar wat een sessie uit het boekje zou worden. Een tevreden gevoel maakt zich van me meester als ik terugdenk aan die trip. Na een lange werkdag, dito autorit en de nachtelijke voerinspanningen lag ik rond drie uur ‘s nachts eindelijk op mijn stretcher. Zo’n eerste nacht van de sessie vis ik altijd graag op een onbekend sluisstuk. Deze keer is dat niet anders en ben ik neergestreken in een afgelegen natuurgebied. Na twee uurtjes slaap ratelt er al een hengel af en kan ik de eerste vis van dit nieuwe sluisdeel verwelkomen. Het bleek een opmaat voor een geweldige trip, waarbij het elke nacht harder begon te lopen.

Al na twee uurtjes vissen ratelt er een hengel af!

De laatste nacht van deze oktobertrip vis ik op een sluisstuk waarvan ik de potentie inmiddels ken. Uit eerdere sessies weet ik dat hier een vrij ruim karperbestand zwemt en van de lokale garde de pêche hoor ik ook het een en ander over een interessante toplaag. Vurig hoop ik om één van de ontbrekende topvissen te kunnen vangen en ik ga dan ook met geslepen messen de nacht in. Wat ik die nacht meemaak grenst aan het uiterste wat je als karpervisser kunt hebben. Het tempo waarmee de aanbeten elkaar opvolgen is moordend en aangezien ik in de drie voorgaande nachten ook al meer dan twintig vissen bij elkaar heb gesprokkeld begint het opgebouwde slaaptekort me aardig parten te spelen. Rond middernacht overkomt me plotseling iets vreemds, iets wat ik nog niet eerder heb meegemaakt.

‘…mijn brolly fungeert als het filmdoek waarop mijn brein haar projecties afspeelt…’

Terwijl ik tussen twee aanbeten de slaap probeer te vatten, beland ik in een aparte droom. Gaandeweg word me echter duidelijk dat ik niet slaap. De droom speelt zich als een soort film af voor mijn wijd opengesperde ogen, mijn brolly fungeert als het filmdoek waarop mijn brein haar projecties afspeelt. Een surrealistische gewaarwording. Verward knipper ik met mijn ogen en knip ik mijn hoofdlamp aan. Niets dan baleinen en groen tentzeil… Slapen doe ik die nacht niet meer.

Het lukt me simpelweg niet om in slaap te komen, steeds als ik de stretcher raak keren de visioenen terug. Pas later, wanneer ik me de bizarre gebeurtenissen herinner, kom ik erachter dat ik waarschijnlijk ben gaan hallucineren door de voortdurende onthouding van slaap. Ondertussen blijf ik drillen, scheppen, zakken, terugzetten, aas verversen, ingooien en bijvoeren. De teller stopt die nacht op veertien vissen. De zwaarste is een achttien kilo schub van tegen de meter, een vis die ik bij mijn eerste nacht op dit sluisstuk ook al mocht verwelkomen. Ondanks het feit dat ik mijn beste nacht ooit draai, lukt het me dus wederom niet om tot de absolute toplaag van het sluisstuk door te dringen. Vandaar de ‘openstaande rekening’. Het voedt de gretigheid om snel terug te keren, dit stuk móet gewoonweg gekraakt worden!

“De scheepvaart speelt een sleutelrol in de Franse kanaalvisserij…”

MIST

Nu, een maand later, ben ik onderweg naar mijn revanche. Mijn herinneringen aan de geslaagde trip worden echter onderbroken door een onheilspellend gevoel. Ter hoogte van Namen kijk ik steeds vaker zenuwachtig op mijn thermometer. Het koelt hier behoorlijk af, iets wat in geen enkele weerapp tot de mogelijkheden behoorde. Ik hou het erop dat het met de hoogteverschillen in de Belgische Ardennen te maken heeft, maar naarmate ik verder Frankrijk in rij kruipt de temperatuur steeds dichter richting het vriespunt.

Wanneer ik eindelijk het jaagpad opdraai voor de eerste voerbeurt is de buitentemperatuur slechts vier graden. Bovendien kan ik amper wat zien door de potdichte mist. Gelukkig ken ik de weg hier betrekkelijk goed en op routine voer ik een aantal bekende sluisstukken aan.

Het kanaal is gehuld in een dikke laag mist.

 

Het vervolg van mijn nachtelijke escapades verloopt echter minder voorspoedig. Volgens plan rij ik door naar een voor mij onbekend kanalenstelsel om hier de eerste nacht en dag door te brengen en zo hopelijk weer wat info te verzamelen voor eventuele vervolgsessies. De mist is echter zo dik als erwtensoep en dus kost het me de grootst mogelijke moeite om te navigeren over de smalle weggetjes die ik enkel van Google Maps ken.

Met veel vertraging lukt het me uiteindelijk toch om de vooraf aangemerkte stekken van wat voer te voorzien. Voor het restant van de nacht zet ik mijn tent op in een dorpje, waar ik door de straatverlichting net iets meer van de omgeving zie dan de muur van mist die me al enkele uren omringt. Dat dit niet zo’n handige zet is blijkt bij het krieken van de ochtend, wanneer de sluiswachter mij sommeert om mijn auto per direct te verplaatsen. Of ik niet kon lezen? Ik heb geen idee wat het Franse woord voor mist is en dus lijkt het me de beste optie om het verzoek van de ijverige wetsdienaar braaf in te willigen.

Nu de mist is opgetrokken is mij inderdaad duidelijk dat ik in overtreding ben. Het verbodsbord dat ik vannacht voorbij ben gereden laat in zowel Frans als Duits niets aan de verbeelding over. Bovendien heb ik nu ook perfect zicht op de sluiswachterswoning, op pak ‘m beet vijftig meter van mijn tent…

Excusez-moi!

INTO THE WILD

Na deze valse start vis ik enkele dagstekken in de omgeving af. Het merengebied waar ik me bevind is een populaire bestemming voor karpervissers en ook op de belendende kanalen is in het verleden al behoorlijk huisgehouden. Platgetreden paden, waardoor ik toch een beetje met een dubbel gevoel zit te vissen. De omgeving maakt echter veel goed. Hoewel van karper vooralsnog elk spoor ontbreekt is me direct duidelijk wat deze streek zo aantrekkelijk maakt.

De uitgestrekte bossen geven je dat ‘into the wild’ gevoel, het herfstkleed maakt het plaatje compleet. Elk moment kan een wild beest zijn nieuwsgierige snuit uit het bos steken om te zien wie het waagt zijn rust te verstoren. Door veelvuldig te verkassen en daarmee een drietal spaarzaam aangevoerde stekken te bevissen hoop ik tegen een ander wild beest aan te lopen. Een bejaarde kanaalspiegel met versleten vinnen, krassen in de flank, een kop als een buffel en een minzame blik. Er moeten in dit gebied nog wel een aantal van deze Mohikanen zwemmen, helaas heb ik niet het geluk er één te mogen verwelkomen. Aan het einde van de dag rij ik daarom weer naar de sluisstukken waar het de laatste twee nachten moet gaan gebeuren.

Het herfstkleed maakt het plaatje compleet.

LAAG WATER

Bij het aanvoeren van de laatste stek wacht me een onaangename verrassing. Tot mijn verbazing staat het water in dit sluisstuk zeker een meter lager dan normaal! Met mijn mond vol tanden overdenk ik de situatie. Door de dichte mist in mijn aankomstnacht heb ik gewoonweg niet gezien dat het water zo laag stond. Ik besluit de stek desondanks van voer te voorzien en doe een schietgebedje dat de waterstand op mijn beoogde nachtstek wél de normale waarde bedraagt.

Vol spanning volg ik de landweg naar het afgelegen sluisdeel. Wanneer ik over de brug rij werp ik een hoopvolle blik naar links. Mijn hoop blijkt ijdel, ook hier tref ik een waterstand aan die ongeveer een meter lager is dan gebruikelijk. De moed zakt me nu wel enigszins in de schoenen. De sluisstukken met een normale waterstand heb ik immers al van een flinke voerhoeveelheid voorzien, dus daarnaar terugkeren is ook niet echt een optie.

Ik besluit de nacht toch gewoon op deze stek door te brengen, er staat immers nog voldoende water om te kunnen vissen. Wel vraag ik me af wat de reden is voor deze lage waterstand en hoe de vissen er op zullen reageren. Vertwijfeld zet ik mijn kamp op. Al snel dringt het besef door dat mijn vragen alleen beantwoord kunnen worden door te vissen. Bovendien weet ik in ieder geval zeker dat mijn stek voor de laatste nacht er veelbelovend bij ligt, een geruststellende gedachte.

Wanneer alle hengels op hun plek liggen schat ik vanaf mijn stretcher de kansen in. Ik heb dit sluisstuk bewust met een groot formaat dumbells aangevoerd, om zo hopelijk een ander slag vissen aan te spreken dan tijdens mijn vorige sessie. Toen werd ik begroet met een zestal gierende runs in de eerste twee uurtjes van de nacht. Allemaal recent uitgezette schubjes van een kilo of vijf. Ook dat is kanaalvissen in Frankrijk, de omstandigheden kunnen per sessie behoorlijk verschillen.

In een poging de nacht te redden heb ik toen de hengels binnen gedraaid en de stek nogmaals zwaar aangevoerd, om zo hopelijk in de vroege ochtenduurtjes nog wat betere vissen te vangen. Dat lukte slechts ten dele, de drie twintigers die ik ’s ochtends ving waren weliswaar groter, maar behoorden zeker niet tot de toplaag van het sluisdeel. Mooi en welkom waren ze uiteraard wel!

Mooi waren ze wel! Ochtendgoud na een nacht vol uitzetters.

SCHRAPEN

Dit keer verloopt de nacht echter stil, op een kamikaze-uitzetter na die zich in de vroege ochtend aan mijn 24mm dumbell vergrijpt. Met een cynisch lachje constateer ik dat ik in ieder geval van de nul af ben… Meer en meer wordt me duidelijk dat de omstandigheden deze sessie niet meezitten. Overdag besluit ik eerst eens op onderzoek te gaan naar de oorzaak van de lage waterstanden. Bij één van de sluizen tref ik een volledig lege sluisbak aan, het vermoeden rijst dan ook dat de lage waterstand met onderhoud aan de sluizen te maken heeft.

Het is in ieder geval zonneklaar dat door deze sluis geen boten kunnen passeren, waardoor het me ineens duidelijk wordt dat ook de o zo belangrijke scheepvaart momenteel stil ligt. Daarnaast is het weer nog steeds behoorlijk guur, van de zachte zuidwester ontbreekt elk spoor. Net als van de karpers trouwens, want de dagstekken leveren wederom geen enkele actie op. Wat een schril contrast met een maand geleden! Ik klamp me echter vast aan de laatste nacht. Voor de aantallen was ik toch al niet teruggekeerd, het is de gedachte aan één absolute bak die me onder deze taaie omstandigheden op de been houdt. En de hoop op die bak is nog steeds springlevend!

Werkloze stokken in guur herfstweer.

EROP OF ERONDER

Met een gezonde dosis kriebels in de buik rij ik in de schemering het jaagpad op van het sluisstuk waar het moet gaan gebeuren. Met gedimde lichten; de garde de pêche, de VNF en eventuele buurtbewoners met NSB-trekjes hoeven immers niets van mijn plannen te weten. Secuur breng ik in het schemerdonker mijn kampement zonder mijn hoofdlamp te gebruiken in gereedheid. Wanneer het écht losgaat moet alles klaar liggen om de nacht zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. Tijdens mijn voorbereidingen bemerk ik dat de beloofde zachte zuidwester eindelijk zijn werk doet. Het kan nog steeds, hoop doet leven! Tegen de klok van zeven liggen alle rigs op hun plek en ben ik echt aan de laatste nacht begonnen.

Het vertrouwen heeft door de weersomslag echt een boost gekregen. Toch gaat er een zucht van verlichting door mijn lijf wanneer om kwart over acht de eerste hengel afloopt. Even later kan ik het net steken onder een midtwintiger met een strak schubbenkleed. De vis schijt volop boilieresten uit en ik twijfel er niet aan dat het goed gaat komen vannacht. Dat blijkt een misrekening. Er volgen nog wel twee aanbeten, maar beide keren resulteert mijn hoopvolle spurt naar de hengel in teleurstelling wanneer een uitzetschubje de boosdoener blijkt te zijn.

Waarom ik de eerste schub gezakt heb weet ik eigenlijk niet. Misschien wist ik onderbewust dat het mijn enige kans zou zijn op een fotogeniek aandenken aan deze bijzonder lastige trip. Bij het eerste ochtendlicht bedank ik mijn sessieredder derhalve voor het poseren.

Strak schubbenkleed

HANDDOEK

Met een verse bak koffie overdenk ik mijn zonden. Het feit dat ik drie vissen heb gevangen op een stek die twee stevige voerbeurten heeft gehad geeft stof tot nadenken. De gevoerde boilies kunnen onmogelijk door deze drie vissen zijn weggevreten, dus lijkt het me niet onverstandig om in ieder geval de ochtend nog uit te vissen. Het blijft echter angstvallig stil en ik kan niet anders dan de conclusie trekken dat het niet meer gaat gebeuren. Met toch wel een verslagen gevoel gooi ik rond lunchtijd de handdoek.

Het gaat niet meer gebeuren…

Na het opruimen begin ik aan de terugreis. De eerste tientallen kilometers steek ik nog enkele keren het kanaal over, wanneer ik plotseling een sluisstuk volledig droog zie staan. Het betreft een sluisstuk waar ik eigenlijk nooit echt serieus gevist heb, maar wat ik zie bevalt me voor geen meter. Ik besluit even polshoogte te nemen. Her en der staan nog wel wat plasjes water in het kanaal, maar er is nergens een teken van leven te bekennen. Tot ik bij de sluis kom. Daar wemelt het van de witvis, loom naar adem happend tussen talloze dode soortgenoten. Het kleine poeltje voor de sluisdeuren waarin ze zwemmen bevat simpelweg te weinig zuurstof voor zoveel vissen.

Het is een bizarre ervaring om het kanaal zo te zien. Verschillen in het bodemverloop die normaal aan het oog onttrokken worden zijn ineens zichtbaar. De aandacht wordt tevens getrokken door verschillende obstakels, stuk voor stuk bezaaid met vlijmscherpe driehoeksmosseltjes. Een verzopen scooter ligt verderop in de oeverzone. Ik stel me voor dat ik een niet te stuiten run krijg op mijn kanthengel, waarna ik enkele tellen later wezenloos naar een wapperend stukje lijn sta te staren. Iets wat me op deze kanalen al dikwijls is gebeurd en me telkens vol vragen achterliet. Het antwoord ligt hier voor mijn neus.

Het antwoord ligt hier voor mijn neus

TUSSEN HOOP EN VREES

Er komen allerlei vragen in me op, maar één vraag voert de boventoon: wat zou er in hemelsnaam met de karpers gebeurd zijn? Verschillende scenario’s passeren de revue, doemscenario’s voeren daarbij de boventoon. Ineens bedenk ik me dat ik nog maar twee sluizen verwijderd ben van het pand waarmee het avontuur op dit kanaal begon.

“Een sluisstuk waar nooit over gepraat werd en dat we koesterden als ‘ons geheim’. Een sluisstuk uit duizenden.

Er bekruipt me een verschrikkelijk slecht voorgevoel en ik spring gehaast de auto in. Zenuwachtig start ik de motor en zet koers naar het sluisstuk waar Jochem en ik zulke geweldige vissen mochten vangen. Een sluisstuk bovendien waarmee we allebei een onverklaarbare klik hadden. Een sluisstuk dat zelfs onder de meest lastige omstandigheden altijd goed voor ons was geweest. Een sluisstuk waar nooit over gepraat werd en dat we koesterden als ‘ons geheim’. Een sluisstuk uit duizenden.

Een sluisstuk waarmee Jochem en ik een onverklaarbare klik hadden.

Waar ik de hele sessie hoop heb gehouden op de goede afloop, weet ik nu dat het goed mis is. Ik prevel nog enkele schietgebedjes en hoop met heel mijn hart dat mijn voorgevoel me bedriegt. Dat het bijzondere visbestand nog steeds veilig omsloten is door twee pittoreske sluizen, twee kilometerslange stalen damwanden en vooral door water. Grote hoeveelheden gezond kanaalwater, rijk aan zuurstof en barstensvol natuurlijk voedsel. Vurig hoop ik dat de unieke karaktervissen niet al spartelend en naar adem snakkend aan een tragisch einde zijn gekomen. Of, misschien wel erger nog, door een oplettende local zijn verkast naar het dichtstbijzijnde betaalwater… De gedachte alleen al doet me huiveren.

Het jongensboek kan dicht…

De spanning nadert een kookpunt, drie bochten nog. Aan de ene kant wil ik het gas intrappen om zo snel mogelijk te weten waar ik aan toe ben. Aan de andere kant wil ik niet onder ogen zien wat ik diep van binnen zo vrees. Twee bochten. Ik tuur tussen het struikgewas door om een geruststellende glimp op te vangen van een blinkende waterspiegel, maar dichte takkenbossen en vergeelde rietkragen ontnemen me het zicht. Het moment suprême. Na de onvermijdelijke laatste bocht maakt een ontnuchterende aanblik aan alle illusies een einde. Het jongensboek kan dicht.