Wanneer er gesproken en geschreven wordt over het vangen van zeebaars, gaat het heel dikwijls over het vissen met kunstaas. Een discipline die binnen het zeehengelen de laatste jaren in de lift zit. Ook wel begrijpelijk; quasi geen voorbereiding van aas verzamelen of bestellen, geen gezeul met zwaar hengelmateriaal, strandsteunen en strandkarren. Eén hengel, een rugzakje met wat kunstaas en misschien een schepnet en hup, je bent vertrokken. Nochtans loont het vissen op zeebaars met natuurlijk aas vanaf de stranden zeker en vast nog!

Tekst Daan Wintein – aanvullende fotografie Frank Mylle

 Dit artikel verscheen eerder in magazine Zeehengelsport 374

De juiste stek

Als de natuurelementen van wind en stroming een beetje meezitten, kun je zeker in het najaar vanaf het strand de zilveren rovers aan de haak krijgen langs de Noordzeestranden. Het ideaal? Zon, een aanlandig vleugje wind van 4 tot 5 Beaufort en een lekker schuimende branding. Wanneer je dan op de juiste stek staat is er zeker een mooie baars te vangen. Ik kies dan een plek uit waar de branding niet zo heftig te keer gaat. Dit duidt namelijk op water dat iets dieper is. Vaak in een mooie mui. Het heeft weinig zin om te gaan vissen op ondieptes waar de zee zo te keer gaat dat je jouw onderlijn niet aan de grond kunt houden.

 

Hongerig

Maar laten we eens bij het begin beginnen. Het is immers niet alleen maar in het najaar dat we onze prachtige rovers kunnen aantreffen aan de stranden. Wanneer de paairijpe zeebaars na hun overwintering in het Westelijk Kanaal in het voorjaar –  zo vanaf half maart tot begin juni – via de Noord-Franse kust, de Vlaamse Banken en de Zeeuwse Delta noordwaarts trekt, begint voor ons al het zeebaarsseizoen. Eerst nog aarzelend maar algauw als het ware in dichte scholen, komen ze de kustwateren en de Delta ingezwommen. Hongerig als ze zijn doen zij zich daar dan tegoed aan wormen, krabben en kreeftachtigen, en ook aan kleine vis als zeebliek die dan reeds massaal voorkomt. En als het dan een beetje meezit kunnen we ze zeker tot eind oktober en soms wel tot een stuk in november goed aan de hengel gevangen krijgen. Jazeker, dat is stukken langer dan enkele jaren terug! En zoals gezegd kan dat op veel manieren. Met kunstaas, maar zeker ook met natuurlijk aas vanaf het strand. En dat blijft een prachtige manier van zeebaarsvissen.

 Je moet op het juiste moment op de juiste plaats zijn

 

Juiste tijd en plaats

Wat geldt voor de gehele sportvisserij is zeker en vast nog van meer belang voor het vissen op zeebaars vanaf de Belgische en Nederlandse stranden. Wanneer bij opkomend water de aanlandige wind en stroming de branding opstuwen en de zeebodem omwoelen is de zeebaars meestal binnen werpafstand op het appèl. Als je dan vrij bent, maak dan dat je er bent. Want dat is toch wel vaak het ganse verhaal. Je moet op het juiste moment op de juiste plaats zijn en dan de visserij ook nog eens goed aanpakken.

Maar wat is nu de juiste plaats?  Over wind en weer kan je niet zelf beslissen maar wel over de juiste plaats om te vissen. Je moet als het ware het water leren lezen. Want zoals mijn Engelse vrienden plegen te zeggen: ‘They do not feed in the bathroom, they feed in the dining room’. Met andere woorden: we moeten zien uit te zoeken waar ze azen. En enige kennis van zandbanken, zwinnen en muien is daarbij een voordeel.

Wanneer je op het droge strand vanaf de hoogwaterlijn zeewaarts kijkt, dan kun je de zandbanken duidelijk onderscheiden. Waar het opkomend getij over de bank spoelt, daar breekt deze open in een ‘opbollende’ branding. Daar ligt parallel aan het strand de zandbank. Voor en achter die branding liggen dan de zwinnen, de diepere gedeelten op het strand. Links en rechts van de zandbank liggen de muien, de door het wegtrekkend water van de ebstroom uitgeslepen geulen, waar bij het opkomend getij het water binnenstroomt om de zwinnen te vullen. De zandbanken zullen bij eb vaak droogvallen, maar de geulen van de zwinnen zullen nog altijd wat water bevatten waar voedsel als krabbetjes, garnalen en kleine visjes achterblijven in afwachting van het kerend getij. Met die wetenschap in het achterhoofd, zal het duidelijk zijn dat zeebaarzen via deze muien richting strand komen zwemmen en verder zullen azen in de geulen van de zwinnen. En inderdaad, dáár moeten we ze proberen te vangen, want daar maken we meeste kans.

De dagen dat de ‘meteo’ en alle andere parameters op groen staan, daarvan zijn er natuurlijk geen dertien in een dozijn. Met andere woorden, ook als er geen schuimkoppen staan, kunnen we op de baars vissen – kwestie van onderlijnen wat aanpassen. Daarom hieronder wat varianten van rigs en ‘knopologie’.

Zon, een aanlandig vleugje wind van 4 tot 5 Beaufort en een lekker schuimende branding. In de opening tussen het witte schuim is een mui te zien.

Onderlijnen en montages

Als we spreken over zeebaarsvissen vanaf de stranden dan is het evident dat ook het materiaal daar op aangepast moet zijn. Een strandhengel met dito molen of specifieke zeebaarshengel in de lengte tussen 420 en 450 cm is hierbij het meest aangewezen. En hiervan hebben alle topmerken die momenteel op de markt zijn meer dan voldoende keuze. Wel zou ik adviseren om er toch op te letten dat de hengel voldoende body heeft om, indien nodig bij een stevige branding, voldoende werpgewicht te kunnen wegzetten, en eentje die ook voorzien is van een sterke maar voldoende buigzame top. Dat laatste om bij het drillen en landen van een heftig knokkende maatse baars de schokken te kunnen opvangen. En je weet het: tijdens de dril de hengel dwars op de lijn houden haalt het beste uit de hengel en de lijn. ‘Let the rod do the job!’

Als je de molen dan nog vult met nylon tussen de 22/00 en 28/00 (uitzonderlijk naar 30/00) met een voldoende lange en liefst getaperde voorslag, dan ben je al pico bello klaar voor het stevige werk.

Als we er van uitgaan dat het de bedoeling is om toch te proberen maatse zeebaars (42 cm) te vangen dan kun je daar het beste maar je onderlijnen ook op aanpassen. Qua concept kun je natuurlijk zo gevarieerd gaan als je zelf maar wilt, maar ik zou het simpel houden. Onderlijnen met twee haken boven het lood of één haak boven en één haak onderaan lijken mij daarbij de beste voorbeelden van. Wil je er toch drie van maken, feel free…

Lijmen

Bij het zelf knopen van de onderlijnen neem ik bij voorkeur fluorocarbon voor de haaklijnen in diameters 28/00 en 35/00. En waarom dan ook niet de staande lijn in fluorocarbon? Laten we dat eens doen, maar wel iets dikker natuurlijk, in dit geval tussen de 45/00 en 55/00 – al is die laatste geen must. De onderlijn kan daarbij gewoon geknoopt worden met kleine kraaltjes en dito tonwarteltjes, wat perfect zal werken. Maar waarom ook niet eens lijmen?

Dat lijmen is iets dat de laatste jaren is overgewaaid vanuit de mediterrane visserij in helder water. Hierbij worden de doorzichtige kraaltjes van rond de 2.5 mm op de staande lijn met één druppeltje secondelijm (Top Fishing Rig Glue van Tronixpro bijvoorbeeld) vastgezet. Wanneer je dan de kraaltjes direct daarna nog inspuit met activator spray van hetzelfde merk dan zijn deze in no-time droog en klaar voor verdere afwerking. Dat maakt de onderlijn nog fijner en sterker zonder knopen en verkleint aanzienlijk het in de war raken van de haaklijnen op de hoofdlijn. Om dergelijke lijnen zelf in mekaar te steken bestaan er in de handel gesofistikeerde aluminium uitschuifbare systemen, maar een beetje handige Harry maakt van een voldoende lange plank met schroefjes en nageltjes (spijkers) een goed huis-tuin-en-keukenalternatief.

Opkomend tij…kom er maar in!

 

Stel dat de hiervoor beschreven onderlijnen om één of ander reden toch niet voldoen, dan is er nog altijd het ultieme plan B. Want misschien komen ze door de stroming en de wind steeds in de war, of komt er te veel wier en zeegras op de onderlijn te zitten. Wat dat plan B is? Een onderlijn met van die fijne stalen afhoudertjes. Met daaraan korte haaklijntjes. Dat vist meestal niet alleen loepzuiver, maar is ook makkelijk te maken. Dus zou ik deze montages voor alle zekerheid altijd bij de hand hebben.

Een ander praktijkgeval is dat de branding zó ver uitloopt dat het met twee losse haken moeilijk is om tegen de wind in voldoende afstand te halen. In dat geval loont het natuurlijk om een geclipte onderlijn te monteren. Maar dan wel een ‘zomerclip’ zonder toeters of bellen, en eveneens met haaklijnen in fluorocarbon. Omdat het de bedoeling is om achter de stevige jongens aan te gaan is een haakmaat 4 tot 2 in het Aberdeen model het meest aangewezen – alhoewel mijn voorkeur wel uitgaat naar een haak met een iets kortere steel. Deze hebben soms het voordeel dat de vis minder diep gehaakt is. Met het oog op catch & release natuurlijk ook stukken beter.

 Een van de favoriete aasjes hoor, die mesheften. Je koopt ze bij de visboer of je vindt ze zelf. Pak het taaiste deel van de inhoud en gebruik je bindelastiek. Reken maar dat de baarzen dit lekker vinden!

 

They do not feed in the bathroom, they feed in the dining room

 

Big baits big fish

Op lokale en grote nationale wedstrijden ziet je de hengelaars vaak bezig met slikjes en kleine leeglopertjes bij het vissen op zeebaars. Meestal is dit bedoeld om gericht op kleine scholenbaars te vissen. Als het op centimeters aankomt maakt het aantal visjes natuurlijk veelal het verschil tussen winst of verlies. Wanneer wij ons echter specifiek richten op de vangst van maatse zeebaars en als het even kan nog grotere baarzen, dan is een degelijk stuk aas beter op zijn plaats. Uiteraard is de zager dan één van de meest voor de hand liggende aassoorten. Eventueel in combinatie met een frisse leegloper is dit zeker een gedegen stuk aas.

Wanneer de stroming en de branding allerhande schelpen uit de bodem hebben losgewoeld komen zeker ook mesheften op het dagmenu van de zeebaars. Misschien iets minder bekend bij de doorsnee recreatieve visser maar in ruwe omstandigheden zeker een aanrader. Gebruik daarvan dan enkel het iets harde gedeelte van de schelp en bevestig dat met bindelastiek op de haaksteel. Vers of diepgevroren maakt geen verschil. Mesheften koop je bij de visboer of soms in de visafdeling van de grotere supermarkten. Een cocktail van Franse tap getipt met een stukje mesheft is eveneens een favoriet voor het ruigere werk. Bestaat er dan nog een beter aas? Ja hoor. Boven alles staat nog altijd de zachte krab ofwel de ‘pelderkrab’. Jammer genoeg zijn deze niet eenvoudig te vinden, tenzij je nacht en ontij wil trotseren om met de koplamp onder steenstort te kruipen en geschaafd en gekneusd weer thuis te komen. Maar het loont soms wel echt de moeite.

 Vers of diepgevroren maakt geen verschil.

 

Hebben of verspelen

Wie dus ook nog in het najaar, wanneer westerstormen en aanlandige wind de branding doen opzwellen, zijn kans wil wagen om vanaf het strand met natuurlijk aas achter de zeebaars aan te gaan, kan gegarandeerd nog een paar mooie momenten beleven. De sensatie van een op kunstaas aangeslagen zeebaars van een fatsoenlijk formaat is uiteraard een belevenis die ons vissershart een paar tellen doet overslaan. Maar de dril en het landen van flinke baars vanaf een prachtig Noordzeestrand is zeker voor mij van hetzelfde kaliber. Ook al kan er in die laatste seconden nog van alles misgaan, wanneer de baars in die aanschietende zee met die felle branding een laatste run zeewaarts neemt. Maar dat moment van ‘hebben of verspelen’ beslis je met een goede voorbereiding en de juiste uitrusting vast in je voordeel. Veel succes!

De auteur met een zware zeebaars uit de branding.

======================

Zeebaars: neergang en opkomst

Vanaf het eind van de vorige en het begin van huidige eeuw blijkt uit wetenschappelijke onderzoek dat de aanlandingen door de beroepsvisserij in het leefgebied van de zeebaars exponentieel gestegen waren en de aanwas dramatisch gedaald. Rond 2011-2013 was de totale biomassa op een absoluut dieptepunt gekomen. Nog even een terugblik…

Lobby

Ondanks dat dit voldoende bekend was bij de nationale en Europese overheden werden tot 2014 geen doortastende maatregelen genomen. De beroepsvisserij uit vooral Frankrijk en in mindere mate Nederland kon ongelimiteerd zeebaars vangen – ook in de paaigebieden in het Westelijk Kanaal. Er werd fel en druk gelobbyd vanuit het ‘beroep’ om beperkingen tegen te houden.

Het is in feite te danken aan de niet aflatende druk vanuit de recreatieve visserij en vanuit natuurverenigingen dat de geesten stilaan gerijpt zijn tot op het niveau van de Europese Commissie. De EAA (European Anglers Alliance) heeft toen ook niets onverlet gelaten om haar gewicht in de schaal te leggen om tot een beperking van de zeebaarsvangst te komen en de nog bestaande stocks maximaal te beschermen tegen deze vorm van roofbouw.

Na veel geen en weer overleg tussen Europese Commissie en Europese Raad van Visserijministers werd dan uiteindelijk toch nog in januari 2015 via het systeem van noodmaatregelen zowel de beroepsvisserij als de recreatieve visserij aan banden gelegd.

Waar België reeds in 2002 een bag limit (meeneembeperking) had ingesteld van 20 kg per persoon per dag werd dat opeens beperkt tot drie stuks per dag. Consternatie alom, maar achteraf bezien een toentertijd aanneembaar voorstel.

In de loop der volgende jaren werd deze beperking echter nog verder aangescherpt tot de onwaarschijnlijke limiet van zero (0) stuks per dag per visser. Gelukkig blijkt intussen, uit de vaststellingen van het ICES (het internationaal agentschap voor het onderzoek op de exploitatie van de wereldzeeën) dat er zowel in de aanwas als de biomassa een stijgende curve zit. Zo werd in 2020 de vangst van zeebaars voor de recreatieve visserij beperkt tot het meenemen van maximum 2 stuks per dag per visser binnen de periode van 1 maart tot en met 30 november. Zonder beperkingen op gewicht maar uiteraard met inachtname van de Europese minimummaat van 42 cm, vastgesteld door marine biologen omdat dit de leeftijd zou zijn waarop de zeebaars geslachtsrijp is en zich minimaal al eenmaal zou hebben voortgeplant.

 

Upgrading

Misschien zijn sommigen onder ons geenszins gelukkig met dat soort beperkingen en laten zij zich soms verleiden tot een vorm van ‘upgrading’, waarbij telkens de twee grootste baarzen behouden worden en de kleinere, veelal intussen al ‘piepedood’, dan maar  weg te gooien. Niet doen! Niet alleen omdat de boetes, zeker in Nederland, serieus kunnen oplopen, maar omdat wij er met zijn allen maar beter samen op kunnen letten dat wij in de jaren die voor ons liggen ook nog de sensatie van de aanbeet, de dril en het landen van een mooie zeebaars kunnen ervaren!

Heden ten dage is het binnen een groep van gepassioneerde zeebaarsvissers ‘bon ton’ om altijd en overal catch & release te vissen. Dat is geweldig en valt te prijzen! Maar laat ons eerlijk zijn; een zelf gevangen zeebaars, goed gefileerd, professioneel gebakken, met nieuwe aardappeltjes en een witte wijn saus, méér moet dat toch  niet zijn.  Ook daar is echt niets mis mee. Het zullen trouwens nooit de recreatieve vissers zijn – die af en toe een baars voor de pan mee naar huis nemen – die de zeebaarsbestanden zullen decimeren. Laat dat ook eens duidelijk zijn.