Voorn, brasem, baars, zeelt, schub- en graskarper. Dat is wat ik als jonge jongen ving in mijn woonplaats Ommen, een klein stadje aan de Overijsselse Vecht. Ik viste op alles dat wilde bijten, maar de meeste visuren spendeerde ik aan de stadswateren tussen de woonwijken. Ik had het in mijn puberteit vooral gemunt op de prachtige karpers die daar rondzwommen (en sommige nog zwemmen), maar toen ik voor mijn studie in Utrecht belandde kwam ik opeens in aanraking met allerlei andere vissoorten….
Zelfs een soort als de gup wordt met alle middelen bevist om op de lijst te kunnen zetten.
Tekst & foto’s Dirk Temmink
(uit het AUHV verenigingsblad ‘Rondom de Domstad’)
Meestal was de vis niet groot genoeg om de hengel te doen buigen, maar toch raakte ik gefascineerd door de variëteit aan vissoorten die de stad me te bieden had. Al snel verschoof mijn focus. Waar vroeger de vis zo groot mogelijk moest zijn, werd formaat steeds minder belangrijk. Maar zo begon ik een speurtocht naar vissoorten die ik nog niet eerder had gevangen.
ZWAAR BEWAPEND
Het is december wanneer ik deze woorden op papier zet en er zit een dikke laag vorst op de auto. De visspullen van de voorbije visdag liggen nog in de kofferbak. Gisteren vond ik me weer, zoals vroeger, aan de Overijsselse Vecht met een paar liter maden, twee heavy feederhengels en een stel madenkorven. De korven had ik nog extra verzwaard, omdat de Vecht in voorgaande winters zo hard stroomde dat ik met 90 gram geen bodem kon houden. Gisteren was dat extra gewicht echt niet nodig. Een rustig kabbelende rivier verklapte dat het de afgelopen periode weinig geregend had. In voorgaande jaren stroomde er soms kilo’s groen in de lijn, wat het vissen haast onmogelijk maakte. Nu kon er scherp gevist worden en op de kou na zat ik ook heerlijk. De koeien aan de overzijde scharrelden gemoedelijk rond, een torenvalk stond erboven te bidden, en op de eigen oever kwam er regelmatig vis op de kant. Een serie prachtige, maar ijskoude windes konden de verleiding van de drie maden op de haak niet weerstaan en lieten de hengels regelmatig schudden in de steun. Toen er een subtielere aanbeet volgde, haakte ik een kleinere vis. Door de overdreven zware korf voelde ik de vis haast niet, maar toen er een slanke vis aan het oppervlak draaide sloeg mijn hart een slag over. Niet veel later stak ik mijn net onder een vissoort die ik nog nooit eerder had gevangen. De houting, die in de winter de rivieren optrekt, had zich vergrepen aan mijn aas en zo hield ik mijn tweehonderdste vissoort in mijn handen.
Winde: een krachtpatser van de Utrechtse Vecht.
NATTE KRANT
Nu zit ik dus, met een stomende bak koffie, uit het raam naar de ijslaag op de auto’s te turen terwijl ik nageniet van de mooie visdag ervoor. Mijn gedachten dwalen af. Ik vind het ironisch dat ik nu goed winde vang op de Vecht, terwijl me dat vroeger nooit gelukt is en ik mijn eerste winde in Utrecht ‘moest’ vangen. De omstandigheden waren totaal anders. Het was een heerlijk warme lentedag en vismaat Pieter nam me mee naar een van zijn favoriete stekken aan het Merwedekanaal, om winde aan de oppervlakte te vangen. We zetten onze fietsen tegen een verkeersbord en speuren het water af naar tekens van leven. We kunnen de vis niet lokaliseren dus in plaats van dat wij naar de vis gaan, moeten ze maar naar ons komen. We strooien wat broodkorsten in het water en het wachten kan beginnen. Na enige tijd komt een enkele winde in het bijzijn van een brasem van de korsten snoepen. Pieter gunt mij de kans en gaat een stukje verder staan. Beide vissen blijven rondjes zwemmen. Af en toe pakken ze een korst en dan verdwijnen ze weer uit beeld. Ik hoef niet lang te wachten tot er twee schimmen tegelijkertijd onder de korst verschijnen. Die wordt gulzig naar binnen geslurpt en ik sla aan. De ene schim schiet weg, de ander is gehaakt en flapt aan het oppervlak. De vis vecht als een natte krant; het is de brasem. Dat heb ik nog nooit meegemaakt, en nadien ook nooit meer mogen meemaken: brasem van het oppervlak. Ik besef me dat mijn kans op de winde is verkeken. Toch geven we niet op en sturen nog maar eens wat handjes broodkorsten te water. Dan krijg ik toch een tweede kans. Een enkele winde (zou het dezelfde als van daarnet zijn?) komt weer rondjes voor mijn voeten zwemmen en na een aantal weigeringen pakt ze mijn haakaas. De vis neemt een run en duikt achter een houten pilaar. Met meer geluk dan wijsheid weet ik de vis te keren en terug onder mijn voeten uit te drillen. De winde geeft zich niet zo makkelijk gewonnen als zijn voorganger maar uiteindelijk geeft ze zich over. Deze visdag is ondertussen meer dan tien jaar geleden, maar deze vis staat nog vers in mijn geheugen. De ‘eerste’ van een soort vergeet je niet snel. Met dik 56 cm zou ze ook nog lange tijd mijn PB blijven.
Glibberaar uit de nacht.
GLIBBERAAR
Na dit succes was de visdag nog niet over en na het avondeten stapten we weer op de fiets. Dit keer was de Utrechtse Vecht het toneel. Gewapend met een bakje wormen, een blik mais, wat breekstaafjes, winkle picker en een penhengel gingen we op jacht naar zeelt. Er schoven nog twee vrienden van Pieter aan en in de avondschemering dansten er vier lichtjes rond de lelievelden. We vangen wat brasem en zeelt. De zeelten hier op de Vecht zijn prachtig olijfgroen met een buik van helder okergeel. Een knaloranje oog maakt het plaatje compleet. Wat een schitterende vissen.
Hazelnootbruin tot okergeel, een prachtvis!
Wanneer we wat over vissoorten kletsen laat een van de heren vallen dat ze regelmatig paling haken op deze stek. Nu proberen ze deze juist te ontlopen door met mais te vissen, maar zo’n glibberaar heb ik nog nooit in handen gehad. De tactiek wordt aangepast. De winkle picker wordt opgetuigd en een kniklichtje wordt aan de top getapet. De haak wordt versierd met een sappige worm en niet veel later vliegt een klein wartelloodje richting plompenbladen. Ik verwacht er niet al te veel van, maar wat heb ik te verliezen? Misschien levert de extra hengel nog wel een mooie zeelt op. Het is gezellig en we vissen tot in de kleine uurtjes. Vanuit mijn ooghoek lijkt de hengeltop ineens een teken van leven te geven. Zag ik dat nou goed? Of houden mijn hersens me voor de gek? Nee, daar gebeurt het weer. Het soepele topje trekt krom en schiet dan weer terug. Ik gris de hengel uit de steun en sla aan. Tussen de leliebladen door draai ik een kronkelende vis binnen. Het is maar een klein exemplaar, maar mijn eerste paling is een feit. Trots mag ik met mijn nieuwe soort op de foto. Twee nieuwe soorten op een dag. Hoe gaaf is dat?!
Gonna catch ‘m all!Â
SOORTENJACHT
In de maanden (en jaren) die erop volgen komen er nog regelmatig leuke verrassingen uit het Utrechtse water. Verschillende soorten grondels en alver van het Amsterdam-Rijnkanaal, giebel, kruis- en koikarper (ook al tellen hybrides en mutaties niet als soort) van verschillende stadswatertjes, maar bijvoorbeeld ook pos en roofblei van de grachten. Gestaag druppelen de nieuwe soorten binnen en de drang om gericht nieuwe soorten te belagen wordt groter en groter. Wanneer op een vakantie in Kroatië nog eens acht nieuwe soortjes bijgeschreven worden, besluit ik me aan te melden op de website soortenjagers.nl. Een hele nieuwe wereld gaat voor me open en een enorme bron van informatie wordt aangeboord. Al snel reis ik heel het land af om soorten ‘af te vinken’. Als leidraad geldt de poster van Sportvisserij Nederland, waar (bijna) alle zoetwatersoorten van Nederland op staan. Het ultieme doel is alle vissen op die poster eens te vangen, waarvan er veel in de provincie Utrecht te vangen zijn. Werk aan de winkel !
Volg Dirk Temmink ook op Facebook en Instagram.
 Voor deze gup vlogen we helemaal naar Budapest.