Artikel van toen
Bij het feedervissen komt meer kijken dan alleen een korf richting de horizon slingeren. Er zijn vele details die het verschil kunnen maken tussen vangen en veel vangen, en ook tussen het winnen en verliezen van een wedstrijd. Met welke details kun je simpel het verschil maken? Sjors Milder zet de tips op een rij waardoor je net wat meer vis vangt, mede-vissers een stapje voor blijft of een visdag een stuk aangenamer maakt.
Tekst & foto’s Sjors Milder
Er bestaan tal van verschillende soorten montages voor het feedervissen. Maar belangrijk is om te onthouden dat hoe meer poespas op de lijn, des te groter de kans is dat de montage in de war raakt tijdens het werpen. Daarnaast wordt er onderscheid gemaakt tussen een vaste montage, waarbij de korf vast op de lijn zit, en een schuivende montage, waarbij de korf vrij over de lijn kan bewegen. Beide montages hebben ieder hun voor- en nadelen.
Tip 1. Vaste montage
Bij een vaste montage zal de vis zich sneller zelf haken, omdat de korf niet vrij kan bewegen. Dit betekent dat de vis zichzelf haakt op het gewicht van de korf. Deze montage wordt vaak toegepast wanneer er op brasem wordt gevist. De beetregistratie is dan ook iets minder subtiel, wat deze montage minder geschikt maakt voor het vissen op voorn. Een andere nadeel van deze montage is dat wanneer de hoofdlijn onverwachts breekt, de korf altijd verbonden blijft met de haak en een vis potentieel met de hele montage plus korf rondzwemt.
Tip 2. Schuivende montage
Bij een schuivende montage zal de vis zichzelf in de regel minder snel haken. Dit heeft simpelweg als reden dat de korf vrij over de lijn schuift en de vis dus niet direct op weerstand van de korf stuit. Daarnaast is de beetregistratie voor deze montage in de regel ook een stuk subtieler, waarbij zelfs de kleinste tikjes zichtbaar zijn. Hoewel deze montage voor zowel grote als kleine vis geschikt is, wordt deze montage ook toegepast bij een actievere visserij waarbij snel reageren en de haak zetten gewenst is. Ook kan de korf moeiteloos over de lijn schuiven en zal bij een eventuele lijnbreuk de korf direct van de lijn los komen.
Tip 3. Gevlochten hoofdlijn
Bij het feedervissen wordt er vaak gebruik gemaakt van gevochten hoofdlijn. Deze lijn heeft enkele voordelen, maar zeker ook nadelen ten opzichte van nylon. Het grote voordeel van gevlochten lijn is dat er geen rek in zit, het is in verhouding enorm sterk en gaat ook nog eens lang mee. Omdat er geen rek in de lijn zit is de beetregistratie ook super nauwkeurig, zelfs de kleinste tikjes en indicaties zijn zichtbaar, dit maakt het vissen op grote afstanden ook gemakkelijker.
Tip 4. Voorslag
Het nadeel van gevlochten lijn is echter dat het lastig te knopen is en er in de beste gevallen gebruik moet worden gemaakt van een zogenaamde voorslag van nylon. Deze voorslag is een stuk sterk nylon dat ervoor zorgt dat je gemakkelijk kunt werpen, een montage kunt knopen en dat er in de laatste meters toch wat rek zit, wat handig is bij het drillen van grote vissen onder de top. De lengte van de voorslag kan verschillen naargelang de omstandigheden, maar ongeveer zes meter is in de regel perfect.
Tip 5. Nylon hoofdlijn
Voor een volledige nylon lijn wordt vaak gekozen bij het vissen op korte afstanden en wanneer grote en sterke vissen zoals karper de target zijn. Wanneer er met een methodfeeder gevist wordt is een nylon lijn een echte must, aangezien de dril keihard kan zijn en je juist wat extra rek wilt hebben in de lijn.
Tip 6. Floaters
Net als bij het vissen met vaste hengel zijn er tal van aassoorten die gebruikt kunnen worden, zoals maden, wormen en casters. Maar bij het vissen met de feeder ben je vaak gebonden aan het vissen op de bodem, terwijl je met de vaste hengel wel de mogelijkheid hebt om boven de bodem te vissen. Om nu toch een extra twist aan de aaspresentatie te geven is het verstandig om altijd wat floaters, drijvende maden of casters, mee te nemen.
Tip 7. Drijvende maden
Belangrijk voor het maken van drijvende maden is dat de grote maden die je gebruikt vers zijn; het zwarte maagje moet goed zichtbaar zijn. Om de maden drijvend te maken hoef je enkel maar een bakje te voorzien van een laagje maden en een heel klein laagje water. De maden mogen absoluut niet helemaal ondergedompeld worden. De maden zullen op deze manier lucht opnemen en gaan drijven. Let er wel op dat de maden nu niet uit het bakje kunnen kruipen. Een goede madenbak met deksel of een open deksel met enkel een rand is een must! De maden zijn ook gemakkelijk drijvend te maken door deze in een boterhamzakje te doen en te voorzien van een klein laagje water en vervolgens deze goed vol lucht dicht te knopen.
Tip 8. Drijvende casters
Drijvende casters zijn vaak de meest donkere exemplaren. Zet de casters onder water en haal de drijvende eraf en leg deze apart (droog) neer om als haakaas te gebruiken. Of neem simpelweg een plukje casters apart en laat deze ook droog apart liggen zodat deze kleuren en hard worden.
Tip 9. Cage feeder
Er zijn tegenwoordig tal van verschillende korven verkrijgbaar. Maar in de regel zijn er een drietal korven die verreweg de meeste omstandigheden dekken. Dit zijn de cage, open end en window feeders. De cage feeder is een klassiek ‘gaasmodel’ met relatief ruime mazen. Deze feeder zal het voer snel lossen, dankzij de open boven- en onderkant. Bovendien zijn de opening tussen de mazen ook open. Met name om een plek op gang te krijgen en om vis aan te lokken is deze voerkorf ideaal.
Tip 10. Open end feeder
De open end feeder heeft, zoals de naam al doet vermoeden, ook twee openingen: eentje aan de boven- en de ander aan de onderkant. Verder is dit model vrij gesloten, wat wil zeggen dat deze niet zo’n grote mazen heeft als de cage feeder. Zeker wanneer er op diep water gevist wordt of wanneer je wilt dat het voer echt pas op de bodem los komt, is deze voerkorf ideaal.
Tip 11. Window feeder
De window feeder heeft een heel ander model dan de standaard cage en open end varianten. Deze voerkorf heeft slechts een opening in het midden, dat op een raampje lijkt, vandaar de naam. Het grote voordeel van deze feeder is dat je relatief weinig lokvoer hoeft te gebruiken en meer aas of partikels kunt inzetten. Deze korf kan dus gemakkelijk gevuld worden met casters en geknipte wormen, terwijl er maar een heel klein beetje voer nodig is om de opening, de window, af te dichten. Deze feeder kan absoluut uitkomt bieden om vis dicht tegen de bodem te houden of juist aan het azen te krijgen. Daarnaast werpt deze als een raket gezien de aerodynamische vorm.
Tip 12. Bodem aftasten
Voordat je gaat vissen is het belangrijk om de bodem in kaart te brengen, net als bij het vissen met de vaste hengel. Eventuele taluds, obstakels of kuilen kunnen een visdag maken of juist breken. Voor het verkennen van de bodem wil je een relatief zware korf, of beter nog een loodgewicht, gebruiken zodat je exact kunt voelen wat er op de bodem is. Randjes zijn vaak echte hotspots en probeer een vuile of zachte bodem zoveel als mogelijk te vermijden. Over het algemeen is een harde bodem beter dan een modderig stukje bodem.
Heb je eenmaal de juiste afstand bepaald? Markeer deze dan door zogenaamde distance sticks te gebruiken. Dit stelt je in staat om andere hengels ook exact op deze afstand te zetten of om de juiste afstand terug te vinden na een eventuele lijnbreuk.
Dit is een artikel uit de Beet van oktober 2020. Wil je alle artikelen meteen bij het uitkomen van het blad lezen, neem dan een abonnement! Ga voor een abonnement op Beet magazine naar: shop.beet.nl/category/abonnementen/.