Wie als witvisser in het najaar en de winter niet zijn passie verleren wil, moet brasem en co uit zijn winterse schuilplaatsen tevoorschijn halen. Tobias Klein weet dat het loont om het dieper te zoeken, waarbij het vissen met de matchhengel zeer kan lonen.
Tekst & foto’s Tobias Klein
Zaterdagmorgen, een tafel in het clubgebouw van de lokale hengelsportvereniging. Een tafel die het domein is van roofvissers, echter heeft een van de aanwezigen het niet gemunt op snoek, baars of snoekbaars. De leden kennen mij als de lokale witvis-fanaat, die rare kwibus die het voorzien heeft op de aasvissen waarmee zij de roofvis achterna zitten. In plaats van me te ergeren aan de denigrerende grappen en grollen aan mijn adres, concentreer ik me om uit de fabelachtige roofvisverhalen de waarheid te filteren.
Na het zoveelste verhaal over hoe groot die gemiste en verspeelde snoek wel niet was, wordt het voor mij interessant. “Gisteren was ik bij de dode rivierarm aan het roofvissen en het stikte er werkelijk van de witvis. Daar moet zelfs jij iets kunnen vangen”, zegt Rudy de roofvisser met enig cynisme tegen mij. Schuddebuikend en onder het gejoel van zijn vismaten maak ik me snel uit de voeten. Ik heb mooi een laatste bevestiging voor wat betreft mijn waterkeuze. Het water in kwestie is een dode rivierarm met een gemiddelde diepte van ongeveer zeven meter. De onderstroom die er vrijwel altijd staat maakt het vissen met de matchhengel er hier niet gemakkelijker op. Toch zit er in de winter niets anders op. Wanneer de vis niet naar mij komt, zal ik naar de vis moeten gaan.
Werpen met de match
Op de door mij uitgekozen stek staat ongeveer acht meter water. Hierdoor is het enkel mogelijk om met een schuivende montage mijn aas in de nabijheid van de bodem aan te bieden. Als dobber gebruik ik een 14-grams waggler met een dunne antenne die ook de kleinste aanbeten duidelijk registreert. Dankzij de afschroefbare gewichtjes aan de onderkant van de matchpen kan ik het drijfvermogen beïnvloeden. Ook ik hanteer de vuistregel ‘per meter diepte, één gram lood. In combinatie met acht gram lood werp ik met gemak 40 meter. Op die afstand bevindt zich een steil talud, een plek waar in deze periode nog wat natuurlijk voedsel is te vinden en waar witvis vanzelfsprekend samenschoolt. Vrij snel heb ik de juiste visdiepte gevonden en plaats ik twee stuitjes op de hoofdlijn. Mijn ervaring is dat twee stuitjes beter blijven zitten dan één stuitje. Met een stift markeer ik de lijn op de juiste werpafstand. Bij het werpen van de montage moet je in acht nemen om een paar meter voorbij de stek te werpen. Enerzijds om door de plons de stek niet te verstoren en anderzijds, veel belangrijker, om de eventuele bocht uit de hoofdlijn te halen en deze in een rechte lijn onder water te krijgen. Zodoende gaat het zetten van de haak ook een stuk gemakkelijker.
Vlak voordat de montage het water raakt, rem je deze door je vinger op de werpmolenspoel te leggen. Hierdoor strekt de montage zich en dit voorkomt het in de war raken. Sluit vervolgens de beugel, plaats de hengeltop 50 centimeter onder water en draai snel wat lijn binnen totdat het gemarkeerde stuk lijn op de molenspoel ligt. Door met een lichte zijwaartse beweging de top uit het water te slaan, zorg je ervoor dat ook het laatste stuk lijn mooi recht door het water komt te lopen. Tot slot open je de beugel en het lood van de montage zakt richting de bodem. Met deze laatste stap kun je tevens controleren of de montage in de war is geraakt.
Zoute opkikker
Deze keer heb ik het voorzien op brasem. De stuitjes plaats ik op zo’n wijze dat 20 centimeter van mijn 40 centimeter lange 10/00ste onderlijn plat op de grond ligt. Door de onderstroom in deze dode rivierarm sleept het haakaas heel langzaam over de bodem. Op deze wijze probeer ik de trage brasems te prikkelen. Mocht dit niet lukken dan zijn er alternatieven, zoals de montage nog dieper afstellen en met een loodje het aas te verankeren op de bodem of het haakaas net boven de bodem te laten driften.
Ik heb vertrouwen in een mix van twee kant-en-klaar voertjes van Fishing Tackle Max: Euro Master Spice Mix en de Euro Master Mix Lake. Hier maak ik twee kilogram lokvoer van klaar. De kruidige voermix heb ik een avond van tevoren aangemaakt en door een zeef gedrukt om een gelijkmatige mix te bewerkstelligen. Ik heb de ervaring dat een zoutig voertje de vis wat actiever maakt, zeker in de winter. Doordat de mix de avond van te voren is klaargemaakt is het vocht goed ingetrokken. Er zitten geen deeltjes in die, wanneer de voerballen op de bodem uiteen breken, richting half water stijgen en hiermee ook de vissen van de grond omhoog lokken.
Omdat het water helder is, voeg ik een zwarte kleurstof toe. Zodoende durft ook kleine vis op de voerplek te komen. Op helder water reageert kleine vis vaak argwanend tegenover een lichtgekleurde voerplek. Ze steken af tegen de lichte kleur en vormen zo een gemakkelijk doelwit voor roofvis.
Adrenalinestoot
De maden en pinkies moet de vis aan het azen brengen, echter is het zaak dat ze niet te snel verzadigd raken van deze eiwitrijke kost. Aan de laatste twee ballen voeg ik gele kleurstof toe, je kunt bijvoorbeeld Korda Goo gebruiken, hiermee ontstaat er een aantrekkelijke wolk in het heldere water. Zeker in de winter kan zo’n extra visuele attractie net het verschil maken.
Na ongeveer een uur te hebben gevist zie ik het eerste teken van leven. De dobber verdwijnt onder de oppervlakte en rustig tel ik tot twee in de hoop dat de vis de haakmaat 16 (Tubertini serie 2) die beaasd is met twee maden goed in de bek heeft. Met een haal zet ik de haak en mijn soepele 4,20 meter lange matchengel buigt door. Het adrenaline stroomt door mijn aderen en binnen no-time ben ik mijn koud geworden vingers vergeten. Het typische bonken op de hengeltop doet vermoeden dat er een winterse brasem aan de andere kant van de lijn hangt. Even later heb ik de eerste winterbrasem in mijn handen.