BERTUS ROZEMEIJER – De hitte raakt eraf en de planten zijn dik op hun retour, dus eindelijk is er ruimte om lekker achter de snoek aan te gaan. Met welke techniek je dat wilt doen is wel een beetje afhankelijk van het te bevissen water. In sommige gevallen zijn het nog steeds de planten die parten kunnen spelen. Niet als het groen wat als een jungle vanaf de bodem omhoog komt, maar nu als afgestorven, drijvende resten van verloren uitbundigheid.

In sommige gevallen is slepend vissen bijna niet te doen. Niet zoals ik dat graag doe, met een hengel in de hand en iets diepzwemmend in de buurt van de bodem. Zo kan ik alles voelen, hoe mijn plug zwemt, wat mijn shad doet of ik vuil heb opgepikt en natuurlijk, dat waar het om draait, een aanbeet kan voelen. Heb je echt de ruimte en kun je zonder ergernis met een tweede hengel in de steun vissen, dan doe je dat natuurlijk. Ik zie dat altijd als een bonus, want een aanbeet op je afgesteunde hengel is leuk, maar die aanbeet in je handhengel is natuurlijk veel directer en dus spannender.

Een van die vissen die je blijft motiveren.

 

HINDERLIJKE SLIERTEN

Ga ik slepend vissen, dan kijk ik naar de windrichting, de ligging van het water en waar ik het best uit de voeten kan. Dat is dan in de meeste gevallen in de luwte van het water, soms behoorlijk dicht onder de kant en zijn de drijvende eilanden van waterplanten van de kant weggedreven. Eigenlijk zijn het de losse plantstengels die het meest parten spelen.

Planten(resten) en snoek gaan meestal samen, ook in de nazomer en vroege herfst.

Waar de losse slierten eilanden vormen zie je ze wel en kun je het omzeilen, maar wanneer her en der losse planten drijven is het vaak geen doen. Heb je een plantenstengel opgepikt, dan voel je die aan je lijn naar beneden lopen. Een beetje als een hoog frequente trillingen die eindigen in een ineens zwaarder trekkend kunstaas wat ineens minder of niet meer zwemmen wil.

Soms helpt het om met de hengel een paar echt korte harde tikken te geven waardoor de plant afbreekt, maar dit wil niet altijd. Tijd om binnen te draaien en de zaak schoon te maken. Werp daarna niet uit want vaak kwak je het kunstaas gelijk in een volgende plant.

Zet je kunstaas naast de boot in het water en vaar je kunstaas onder lichte druk middels je wijsvinger op de spoel op afstand. Zo blijft je kunstaas in eerste instantie licht actief en voorkom je dat het ergens op de bodem ligt voor je het weer activeert. Dit wil je natuurlijk niet steeds weer doen, en ook vaak deels te voorkomen door juist de luwte op te zoeken.

Vaak wordt gezegd en gedacht dat snoek meer actief is waar het water in beroering is, dus kies je voor lagerwal, de windkant. Ik denk dat het allemaal wel meevalt. Ga er maar niet vanuit dat de snoek denkt “Oh de wind is gedraaid, gauw naar de andere kant!” Heel misschien zijn snoeken in rustiger water minder actief, maar de plussen die je hier dan hebt compenseren dat weer en niet zo’n beetje ook.

Trollen werkt nu ook goed, maar zoek naar stekken waar je ruimte hebt om drijvende planten te vermijden.

AF EN TOE VERSNELLEN

Wanneer ik sleep of trol of hoe je het ook noemen wilt, doe ik dat langzaam. Als het mogelijk is, met een snelheid van rond de drie kilometer per uur of nog een ietsje minder. Kunstaas is dan meestal een stuk rubber, wat met rond de 30 gram dicht bij of net over de bodem gevoerd wordt. Juist omdat je relatief langzaam vaart is het niet zo moeilijk je shad bij de bodem te houden.

Wel vis ik nu met een relatief lange hengel, een van 240 tot 270 cm. Til de shad onder het varen steeds omhoog en laat het kunstaas dan weer aan een strakke lijn zakken. Af en toe haal ik het kunstaas echt ver door, vooruit en ga dan snel met de hengel terug. Zover mogelijk terug! Dat doe ik om te kijken of ik nog dicht bij de bodem vis.

Heb ik na het terug laten vallen gelijk een beetje ruimte, dus een slappe lijn over, dan staat de shad echt op de bodem en heb ik misschien ruimte om iets dieper water op te zoeken of kan ik misschien beter wat dichterbij de boot te vissen als ik op hetzelfde stuk door wil vissen.

Nou denk je misschien dat een snelheid van mogelijk iets minder als drie kilometer een beetje weinig is, maar vergeet niet dat je onophoudelijk je kunstaas optilt, dus versnelt en weer laat zakken, en dus ook weer versnelt. Met elkaar vis je vaak veel sneller dan gedacht en dat kan in de nazomer in nog steeds relatief warm water echt geen kwaad.

Af en toe het kunstaas versnellen kan net die trigger zijn!

 

WERPEND ANTICIPEREN

Er is natuurlijk nog veel meer naast het slepend vissen. Liever dan slepen werp ik de ondiepere platen af. Denk daarbij aan water van maar net een meter tot rond de drie meter diep. Zo’n diepte is in september nog steeds zeer de moeite waard om af te vissen. Jaar in jaar uit kom ik daar heel grove vis tegen, waarbij vissen goed over de 120 cm geen uitzonderingen zijn.

Af en toe schiet je daar ook weer eens overheen, maar dan heb je gewoon geluk. Misschien zie je het werpen als een nadeel. Heel de dag in een wiebelende boot je evenwicht bewaren is één, maar ook nog eens een kleine 800 worpen plaatsten is weer iets anders.

Ook de tijd voor dikke baarzen is nu aangekomen

Om het optimale uit een dag te halen is het goed om wel je eigen grenzen te kennen

Je wordt dus aardig gesloopt op zo’n dag, maar het grote voordeel is wel dat je elke worp gericht kunt plaatsen en zo veel van de drijvende planten kan omzeilen, wat slepend gevist bijna onmogelijk is. Je vist ook over een vrijwel gelijke bodem wat het presenteren van je kunstaas weer eenvoudiger maakt.

Dus dan maar aan het eind van de dag lekker gesloopt naast je lief op de bank hangen, maar wel weten dat je alles uit de kast hebt gehaald. Om het optimale uit een dag te halen is het goed om wel je eigen grenzen te kennen. Ik kan gerust enkele uren met echt groot, dus zwaar kunstaas werpen, maar merk ik dat door vermoeidheid de focus eraf raakt, dan schakel ik wel terug naar iets wat fysiek minder van mij vraagt.

Vaak tref je bakken van snoekbaarzen in het ondiepe nazomerwater aan

Kunstaas van ruim over de 100 gram wordt dan vervangen door bijvoorbeeld ondiep zwemmende pluggen en jerkbaits die ‘maar’ een gram of zestig wegen. Ik gebruik dan ook vaak rubber wat niet voorbij die twintig centimetergrens komt. Dat scheelt soms de helft in gewicht, maar wat me nu al een paar jaar opvalt is dat het me niet echt minder vis oplevert en dat de grote groene grootmoeders er ook met overtuiging aan gaan hangen.

Over actie heb je meestal niet te klagen in de vroege herfst.

 

DE TALUDRAND

De laatste jaren maak ik het me niet al te moeilijk en vis goeddeels met rubber op een schroef, soms zonder, vaker met een beetje lood op de kop, wat in het relatief ondiepe water zelden meer weegt dan 10 gram. Daaronder een zelf geknutseld systeem met maar één dreg en dat bevalt me uitstekend!

Pas wanneer het rubber tegen de 20 cm lang is monteer ik er een tweede dregje bij. Hiermee kan ik behoorlijk eenvoudig tussen de plantenresten vissen waarbij ik niet bang hoef te zijn telkens in de planten vast te lopen. Veel snoek vind je op de plateaus, maar daar zitten minder vaak de echte knoerten tussen. Nou vind ik dat niet zo’n ramp want een flink aantal snoeken vangen, waarbij je nog steeds vissen van rond de tachtig, negentig centimeter treft, is een aardig tijdverdrijf.

Zorg ervoor er vroeg bij te zijn. Vaak zie je ongelofelijk veel activiteit in de eerste uren van de dag

De echte grote vissen lijken het liefst tegen de rand van de taluds te hangen. Natuurlijk zoeken we die op, maar dan is het wel handig om te weten op welke diepte je kunstaas landt. Een langzaam verloop van de bodem geeft dit al een beetje aan, maar dan is verdere waterkennis wel een must.

Vis ik in voor mij onbekend water, dan vaar ik de randen van een talud eerst af en maak zo met mijn GPS een pad wat aanduidt waar de grens tussen ondiep en dieper water ligt. Vaak doe ik dat tegen de wind in, zodat ik ook gelijk een drift terug maken kan. Laat je kunstaas zoveel je durft afzinken en vis het tegen het talud omhoog.

Dat mag best een beetje in een uptempo snelheid gaan want zo overval je de vis wel met een onverwachte kans voor ze. Doe dit zeker wanneer je al een paar keer een volgende vis hebt gezien of wanneer je een paar flauwe aanbeten hebt gehad.

Grote bakken liggen in de vroege herfst vaak nog steeds ondiep.

ANDERS DAN ANDERS

Met welk kunstaas je verder ook aan de slag wilt maakt me niet uit, als het maar praktisch in het gebruik is en op je stek goed gevist kan worden. Kunstaas, ook het mooiste en duurste, vangt namelijk geen vis, dat moet de kunstaasvisser zelf doen. Wel is er een duidelijk onderscheidt in kunstaas wat eenvoudig te vissen is en hout, staal plastic of rubber waar je wat voor moet doen, om er vis mee te vangen.

Omdat met die eerste categorie kunstaas erg veel gevist wordt vangt het niet altijd wat je hoopt te kunnen vangen. Grootmoeder snoek heeft je dan snel door en het mogelijk al een paar keer aan verhapt en het ook al tig keer voorbij zien komen. Gebruik het dus eens anders, door bijvoorbeeld een ondiep zwemmende plug te jerken en dat bijvoorbeeld met korte harde slagen te doen, dan huppelt ook een gewone plug alle kanten op en is zo iets nieuws voor oma.

Vis een jerkbait eens met slagen opwaarts zodat het als een ‘bijna’ topwater over de plantenresten gevist kan worden. Spinners en spinnerbaits mag je ook wel eens in een flink tempo terugvissen, zodat er voor de snoek eigenlijk geen tijd is om er eens goed naar te kijken en in een reflex reageert.

Wie echt uit kunstaas haalt wat er uit te halen is vangt altijd meer en in combinatie met dat wat Esox niet te vaak krijgt voorgeschoteld is vangen vaak gegarandeerd!

Oh, bijna vergeten… vliegvissen werkt nu als een speer!

 

Werp zoveel mogelijk schuin zijwaarts zodat elke baan die je terugvist voor jou onbevist water is

 

SCHUIN VOORUIT

Denk ook aan je drift zelf. Een beetje wind in de rug is natuurlijk een genot, maar denk er daarbij wel aan hoe je werpt. Vaak zie ik vissers braaf recht vooruit werpen, haaks op de driftende boot, maar dat werk niet zo goed. Natuurlijk wordt er zo vis gevangen, maar besef wel dat je heel vaak in steeds hetzelfde water vist.

Zie het zo: je werpt ongeveer dertig meter ver en doet dat recht vooruit. Het terugvissen duurt doorgaans niet langer dan goed dertig seconden. Je boot heeft een driftsnelheid van zo’n kilometer per uur, wat betekent dat je tussen elke worp ongeveer acht meter voorwaarts drijft. In principe bevis je dus telkens maar acht meter nieuw water en de rest heb je al één of meerder keren afgevist.

Je verspeelt dus echt veel tijd in water waar snoek kennelijk niet rondhangt of totaal geen belangstelling voor je kunstaas heeft. Werp dus zoveel mogelijk schuin zijwaarts zodat elke baan die je terugvist voor jou onbevist water is. Echt dat gaat je veel meer vis opleveren, geloof mij!

 

|> DIT ARTIKEL VERSCHEEN EERDER IN BEET AUGUSTUS 2020

Beet is als los exemplaar te koop in de boekwinkel of neem NU een voordelig jaarabonnement en ontvang Beet Magazine iedere 6 weken thuis op de mat.