Dit artikel verscheen eerder in ons magazine Dé Karperwereld
WALTER PUT – Het is vijf uur in de ochtend wanneer mijn wekker af gaat. Na een kop koffie pak ik mijn spullen en ben ik weg. Omdat het pas amper licht begint te worden, besluit ik om naar een parkje te rijden waar je vroeg in de ochtend vaak vis kunt spotten.
Het bestand is hier niet meer als voorheen, maar het water herbergt nog altijd een aantal fraaie twintig kilo plus vissen. Wanneer ik de parkeerplaats op draai zie een drietal tentjes staan. Ik besluit om een rondje te lopen. Het park bestaat uit drie kommen, de tentjes staan verdeeld over de eerste twee kommen. Hier verwacht ik weinig activiteit vanwege de hengeldruk. Wanneer ik langs de tentjes loop zie ik dat ze weinig of niets gevangen hebben, droge netten en onthaakmatten verraden een rustige nacht. Ik loop door naar de derde kom, deze is bedoeld om honden te laten zwemmen.
Struinen, hennep voeren en met mestpiertjes gevangen.
Bij aankomst zie ik bij een strandje twee schimmen op zo’n zestig centimeter water. Snel loop ik terug naar mijn auto om mijn spullen te halen. Al lopend zet ik mijn hengel in elkaar en beaas ik mijn haak met vijf mestpiertjes. Eenmaal terug zie ik dat ze er nog liggen. Voordat ik daadwerkelijk begin met vissen voer ik eerst drie handjes vol hennep. Dit doe ik op zo’n vijftien meter afstand van waar de vissen zich bevinden. Wanneer ze verder zouden zwemmen is de kans groot dat ze alsnog blijven hangen. Voorzichtig werp ik dan mijn met wormen beaasde haak een ruime meter voor de kop van één van de vissen. Bijna direct en zonder zich te bedenken zwemt de vis naar mijn worm.
Al snel zie ik mijn pen wegglijden en zet ik de haak. Alles gaat goed en kan ik de vis na enkele minuten in mijn net loodsen. Ik zie dat het een prachtige schubkarper is. De weegschaal geeft zestien kilo aan. Ik maak snel een paar fotootjes, dit doe ik met de zelfontspanner en voordat de vis het door heeft zwemt hij alweer vrij rond. Ik besluit om nog een rondje door het park te lopen. Voordat ik dat doe gooi ik eerst nog een handvol hennep bij het strandje, daar waar de vissen zich op hielden. Ze zwommen immers samen en wie weet komt de tweede nog wel terug. Wanneer ik de bivvy’s passeer zie en hoor ik nog maar weinig leven.
________________________________________
Walter Put: ‘Maar al te vaak zijn de raarste hoekjes of slootjes juist de beste plekjes!’
________________________________________
Na een klein half uur kom ik weer bij het strandje aan, een bellenspoor op mijn voerstek verraadt een azende karper. Ik werp mijn aas weer daar waar de kop van de vis zich bevindt en het spektakel herhaalt zich, hoe makkelijk kan het zijn! Deze vis voelt masiever aan. Wanneer de vis moe is probeer ik hem te scheppen, maar al bij de eerste poging breekt het spreidblok van mijn net, ik heb nu alleen nog maar de armen van mijn net.
Ik besluit het water in te gaan en na een aantal pogingen ligt ze dan in mijn net. De unster geeft 21 kilo aan, het is één van de topvissen van de plas, ik kan mij geluk niet op. Wanneer ik naar mijn auto loop passeer ik de bivvy’s maar het is nog steeds muisstil. Wat een ochtend; ik vang binnen een uur een zestien en twintig kilo vis en de bivvy jongens hebben nog geen leven gezien. Ze moesten eens weten!
PENVISSEN
Sommige mensen vinden penvissen een lastig tot moeilijke visserij, maar voor mij bestaat er niets mooiers dan karperen met de pen. Het is een spannende en soms zenuwslopende visserij. Wanneer je een mooie vis op je voer hebt staan en vervolgens je pen ziet wegglijden is dat een adembenemend moment. De voordelen van penvissen zijn ook enorm. Geen gezeul meer met bergen spullen als je even een uurtje wilt gaan vissen, je bent mobiel en je komt op plekken die anderen vaak over het hoofd zien. Maar al te vaak zijn de raarste hoekjes of slootjes juist de beste plekjes!
WAT HEB JE NODIG VOOR HET PENVISSSEN?
Vissen met de pen doe ik zo licht mogelijk. Als er weinig of geen obstakels (wier en takken) zijn, durf ik 22/00 nylon te gebruiken. Op wateren met obstakels vis ik tot 26/00 nylon. Dikkere lijn gebruik ik eigenlijk nooit vanwege lijnschuwheid.
De dobber die ik gebruik is zo licht en klein mogelijk en nooit zwaarder dan twee gram, er mag dus niet al te veel wind staan. Uitloden doe ik eigenlijk nooit, ik knijp hooguit één loodhageltje op mijn lijn tien tot vijtien centimeter boven mijn haak. Ik vis dan met mijn aas ruim op de bodem.
Wanneer er te veel wind staat gebruik ik een beetindicator uit de vliegvisserij als dobber. Ik zet dan nooit een hagelloodje op mijn lijn. Mijn beetindicator staat altijd een tiental centimeter hoger dan het water diep is. De haken die ik gebruik zijn in de maten acht tot twaalf. Dit zijn meestal long shanks of claw hooks. Wat ik altijd doe is mijn haakknoop zo strak mogelijk aantrekken. Die knoop buig ik dan iets naar binnen zodat je een soort benthook krijgt. Wanneer ik mijn haak iets lichter wil maken dan prik ik een klein stukje foam op mijn haakoog.
Voorbereiden én afvissen!
Wat hengel betreft is de gewichtsklasse van één drie kwart pond tot twee pond voldoende, en dan tussen de twaalf en dertien voet. Ik zelf vis met een Tri-Cast barbeelhengel van twaalf voet van één driekwarts pond. Ook vis ik met een Sealand van veertien foot in de gewichts klasse van één en een kwart pond. Op mijn Tri-Cast heb ik een Sigma 060 zitten en op de Sealand een ABU C4. Deze molens zijn al meer dan 30 jaar oud en doen nog steeds goede dienst!
Verder neem ik altijd mee een schepnet mee van 42 inch, een onthaakmat liefst zo klein mogelijk (oprolbaar), een schoudertas met een doosje voor je pennetjes, haken, loodjes en dergelijke, een weegschaal, een emmertje voer en het aas. Probeer zo weinig mogelijk mee te nemen, zo kan je lekker een dag struinen zonder al te veel gesjouw.
VOER
Mijn voer bestaat over het algemeen uit maden, hennep of mini pellets. Deze pellets zijn twee tot vier millimeter groot. De hennep laat ik eerst drie dagen weken, waarna ik ze een kwartier tot twintig minuten kook. Maden koop ik meestal met een liter of drie tegelijk en die leg in in de vriezer. Als ik besluit om te gaan vissen meng ik de pellets, hennep en maden in een grote emmer. Vaak bevochtig ik dit mengsel met wat water omdat anders de pellets blijven drijven. Als ze zijn volgezogen met water, zinken ze beter naar de bodem en verspreiden ze een sterkere geur.
Omdat het klein aas betreft, blijven de vissen er vaak lang op azen. Zelfs als je net een vis op je voerstek gevangen hebt, keren de overige vissen redelijk snel weer terug naar de voerplek. Ik probeer altijd voer op de stek te houden, ook wanneer ik net een vis heb gevangen. Wel is het zo dat je met deze manier van voeren veel bijvangsten hebt zoals brasem en zeelt. Dit zijn wel vaak de grotere exemplaren! De aangevoerde stekken markeer ik meestal met een takje dat ik op de grond leg, op deze manier heb ik een geheugensteuntje. Ik gebruik ook wel andere aanwijzingen, zoals een paal of een bordje in de nabijheid.
TIJD VAN HET JAAR
Meestal begin ik rond maart met penvissen. Het voer is hetzelfde als wat hierboven beschreven staat, alleen voer ik nu niet veel, zeker als het water nog onder de 13 graden of net erboven ligt. Hooguit één handje vol per stek voer ik nu. Naarmate het water warmer wordt begin ik meer te voeren. In de zomer wil ik nog wel eens een kilootje per stek voeren, ik maak dan wijdere voerstekken. Maar in de koudere maanden maak ik mijn voerstekken zo compact mogelijk, en dan het liefst in de buurt van bruggen of duikers. In de zomer kan je de voerplekken meer verspreiden, dit omdat de vissen nu meer zwemmen. Merendeels vis ik in de ochtend, zeker in de zomer. Vaak zijn de vissen dan het actiefst tussen zonsopkomst en een uur of negen. Dit zijn vaak mijn productiefste uurtjes. In het vroege voorjaar maak ik in de ochtend kleine voerstekjes en bevis ik deze in de middag omdat de vissen nu meer tijd nodig hebben om het voer te ontdekken.
METHODE
De stadswateren die ik bevis hebben een redelijk bestand aan karper. Deze wateren bestaan voornamelijk uit lange sloten die in verbinding staan met elkaar waaronder ook parkvijvers. Deze sloten zijn vrij smal en vaak niet dieper dan een meter. Omdat hier veel gevist wordt door onder andere jeugd, vis ik hier heel secuur.
Dat wil zeggen dat ik met klein aas zoals hennep en maden voer. Voordat ik dit water bevis maak ik eerst drie tot vier voerstekjes. Deze plekken maak ik op verschillende plekken, langs kantjes, overhangende bomen, maar ook in het wijd. Nadat ik dit gedaan heb ga ik naar het volgende water en doe daar hetzelfde. Zo maak ik soms op drie of vier verschillende wateren dit soort plekjes. Vervolgens ga ik terug naar de eerst aangevoerde stek. Meestal zit hier anderhalf uur tussen.
Bij aankomst, wanneer ik leven op de stek zie vis ik vaak met maden als aas. Ik zorg ten alle tijde dat mijn hengel zo ver mogelijk boven de kant is, dus zo min mogelijk hengel boven of in het water. Ook probeer ik het vissen bovenop mijn voerstek te mijden, dit om lijnzwemmers te voorkomen. Vaak zijn de vissen die je buiten je stek vangt ook van een zwaarder kaliber. Nadat ik een vis heb gevangen is de stek vaak verstoord en ga ik naar één van de andere wateren waar ik gevoerd hebt. Op deze manier vang ik vaak meerdere vissen in één sessie.
De polders die ik bevis ken ik al ruim dertig jaar. In mijn jeugd viste ik daar al op karper. Het bestand was daar toen vrij groot. Ik ving daar als elfjarige jongen mijn eerste vijftien kilo plus vis. Dat deed ik toen ook al met de pen. Nu vele jaren later vis ik er nog steeds. Het bestand is er niet meer zoals toen, maar de vissen die er nu nog rond zwemmen zijn van een behoorlijk formaat. Er zwemmen nog vissen rond die er destijds ook al zwommen. Vissen dus die ouder zijn dan veertig jaar!
Het water bevat een viertal gemalen, dus er is altijd doorstroming. Deze polder is enkele kilometers lang.
Het grootste gedeelte van de polder bevat tientallen bruggetjes en enkele duikers. Voor ik het ga bevissen maak ik eerst meerdere voerstekken. Dat doe ik met hennep en maden net zoals in de stadswateren. Dit doe ik bij bruggen en enkele duikers. Zodra ik mijn laatste stek bevoerd heb ga ik ook hier weer beginnen bij de eerste aangevoerde stek. Elke stek bevis ik niet langer dan een kwartier. Zo bevis ik de stekken wel vier of vijf keer per dag. Aantallen hoef je er niet mee te verwachten, maar de gewichten maken het ruimschoots goed!