Zo nu en dan zie je er één, meestal in de polder; een vliegvisser die aan het snoeken is. Prachtig gezicht, dat zeker. Maar vangen ze eigenlijk wel wat? Over vliegvissen wordt wel gezegd ‘dat het de mooiste manier is om weinig te vangen’. Grote flauwekul, in de prullenbak ermee! Vliegvissen op snoek is geweldig en vanuit de bellyboot nog mooier. En de actie van een streamer? Do-de-lijk effectief!
Tekst: Michel Dekker, foto’s: Arnold Koning, Stefan Schipper, Edwin Kerssies en Michel Dekker
We schrijven begin februari een paar jaar geleden. Ik heb een middagje de tijd om te vissen en zoals altijd de vraag ‘waar ga ik naartoe?’. Op de eerste beoogde stek drijven al vier bellyboten. Nooit eerder gezien op deze stek. Shit! Ik heb het water graag voor me alleen, dus rijd ik door naar een plek die ik al een tijdje niet bevist heb. Binnen tien minuten is daar de eerste aanbeet en direct een goede vis. Een moddervette snoek van net over de meter heeft mijn streamer te grazen genomen. Jihaa! Dit ritueel herhaalt zich die middag nog zeven keer. Right place, right time! Met de neus in de boter… toch? De volgende dag sta ik er met mijn zoontje te vissen, want die wil ook wel eens een grote vis vangen. En die liggen er nu, makkie dus. Met ‘gewoon’ kunstaas moet het ook lukken of anders met dood aas. Maar wat we ook proberen, op één aanbeet na, de actie is 0,0. Een vismaat drijft voor ons in zijn bellyboot en vangt meer dan tien mooie snoeken… aan de streamer. Geluk of toeval!?
FLY VS JERK
‘Right place, right time’ is zeer zeker een uitspraak met waarheid, maar dan moet je ook nog even het juiste kunstaas te water laten. En dan heb ik het niet over de juiste vorm of kleur maar het juiste type. De gebeurtenis in de bovenstaande anekdote herhaalt zich met enige regelmaat. En in die gevallen is het juiste ‘type’ kunstaas altijd een streamer.
Twee van mijn vismaten vissen met enige regelmaat samen op snoek. De één altijd met kunstaas, de ander bijna altijd met de streamer. ‘Fly versus Jerk’. Dezelfde omstandigheden, zelfde plek en zelfde moment. Ik weet de exacte ‘stand’ niet, maar ik weet wel dat de streamer het vaakst de snoeken verleidt. Kortom, de streamer is een bijzonder effectief stukje kunstaas om snoeken te verleiden. Combineer dat met een bellyboot, waarmee je zeer precies en lekker langzaam kunt varen en je hebt een combi die voor elkaar gemaakt is! Daarom vis ik graag vanuit de bellyboot op snoek. Met de streamer. En op groot water.
LANGZAAM
Waarom is de streamer zo’n effectief stukje kunstaas? Een van de redenen ligt ongetwijfeld aan dressuur of beter: het ontbreken daarvan op streamers. In onze druk beviste wateren ziet de gemiddelde snoek in een seizoen een aardig assortiment aan kunstaas voorbijkomen en daar zijn verhoudingsgewijs maar weinig streamers bij. Een andere reden is de actie van een streamer. Een streamer is nagenoeg gewichtsloos en hierdoor kun je ze heerlijk langzaam vissen. En in combinatie met de juiste vliegenlijn zelfs extreem langzaam. De manier van vissen met een streamer in combinatie met een vliegenlijn lukt je simpelweg niet met een spinhengel. De actie en met name het gewichtsloosheid van de streamer, het zweefmoment: dodelijk!
Veel snoeken bevinden zich toch nabij de bodem in de winter en om toch een beetje diepte te kunnen halen is de juiste vliegenlijn eigenlijk altijd een (snel)zinkende lijn. Tot een meter of vier gaat het prima. Vis je extreem langzaam dan lukt vijf meter ook nog wel. Dieper wordt lastig en lukt alleen door te ‘trollen’. En daar stopt voor mij het vliegvissen en wordt het vissen met de vlieg, maar dat is persoonlijk.
Werpen en binnen strippen dus. Het stop- of zweefmoment is, zoals met ieder ander kunstaas, het moment dat de meeste aanbeten komen. En die stopmomenten heb je bij het vliegvissen iedere keer dat je de lijn een stukje binnen stript. De aanbeten zijn niet zelden heel subtiel. We vissen vlakbij de bodem en soms lijkt het alsof je ergens doorheen trekt of over de bodem schraapt. Ik heb het nogal eens afgedaan als mosselen of rommel, maar toch niet helemaal zeker van de zaak, even een variatie in binnen strippen en een paar extra worpen over dezelfde stek. En dan toch vaak een echte aanbeet. Wat ik voelde waren geen mosselen of bodem, maar de tanden van een snoek die in het streamermateriaal blijven haken. Herken je het gevoel eenmaal, dan weet je ook hoe regelmatig de snoek aan de staart van je streamer ‘plukt’ zonder dat je een echte aanbeet krijgt!
Herken je het gevoel eenmaal, dan weet je ook hoe regelmatig de snoek aan de staart van je streamer ‘plukt’ zonder dat je een echte aanbeet krijgt!
Soms is de pluk wat duidelijker of krijg je een subtiele slapgooier. Een totaal verfrommelde streamer bevestigd dat het toch echt een aanbeet was. Bovenstaande geeft duidelijk aan dat de snoeken soms heel voorzichtig kunnen zijn. Je kunt dit (proberen) te voorkomen door meerdere haken of een stinger in je streamer te ‘verstoppen’, maar zelf houd ik daar niet van. Soms zijn de aanbeten namelijk niet subtiel. Gewoon kaboem er vol bovenop! En dan is in veel gevallen de streamer volledig geïnhaleerd met alle mogelijke gevolgen van dien, als je meerdere haken gebruikt… En een enkele haak pluk je er zo weer uit. Een ander gevaar van meerdere haken is niet voor de vis, maar is voor rekening van de visser tijdens het landen van de snoek. Voor mij een extra reden om met één enkele haak te vissen. En misschien mis ik dan eens een vis extra. So be it…
TACKLE TALK: VLIEGVISSEN OP SNOEK
Vliegenhengel: Kies je hengel zorgvuldig en laat je hierover goed voorlichten. Neem hem niet te licht, want een zware vliegenhengel is in verhouding tot een spinhengel nog steeds een ‘licht stokkie’. Ik vis met een redelijk strakke en taaie vliegenhengel lijnklasse #10. Daarmee ben je iedere snoek in Nederland wel de baas. Zwaarder kan, lichter liever niet, want onnodig lang drillen is niet goed voor de snoek. Mijn Orvis Clearwater #10 is lekker taai, dus volle bak drillen.
Vliegenreel: Een vliegenreel dient doorgaans slechts om de lijn op te bewaren. Ik vind dat er ook een goede slip op moet zitten, want ik dril een grote vis graag op de reel. Dat houdt in dat ik, zodra ik het vermoeden heb dat ik een grote vis gehaakt heb, direct de vliegenlijn opspoel en daarna gebruik maak van de slip om de vis te drillen. Kortom, een goede slip en het liefst een grote vliegenreel zodat je snel lijn kunt opspoelen. Ik vis daarom met een Loop Opti Speedrunner.
Vliegenlijn: De vliegenlijn die ik in negen van de tien gevallen gebruik voor het snoekvissen is een snelzinkende lijn van het type sink 6 (of 7). Dit houdt in dat de lijn circa 6 inch (15 cm) per seconde zinkt. Ik vis tegenwoordig vaak met de Airflo Sixth Sense Pike di7 #9/10.
Leader en onderlijn: Mijn leader bestaat uit circa 1,5 meter 40/00 mm nylon of fluorocarbon. Qua onderlijn voor het vliegvissen gebruik ik eigenlijk uitsluitend fluorocarbon materiaal. Ik maak deze zelf van 95/00 mm fluorocarbon van Gamaktsu (80 lb), met aan het eind een Mustad Fastach Clip maat 3. Ideale combi voor het vliegvissen. De fastach clip heeft als voordeel dat er geen bewegende delen zijn en er kan niks ‘los springen’. Maak je onderlijn ook voldoende lang, tussen de 50 en 60 cm is prima.
EEN MOOIE TEST
Mijn denkwijze over streamers is simpel, heel simpel. Ik gebruik eigenlijk maar twee soorten: zwart en wit, that’s it. Zwart ligt iets genuanceerder, namelijk een zwart en paars gemixte streamer. De voorliefde voor die kleuren gaat terug naar de jaren ‘90. Het was in Ierland om precies te zijn. Op een die kleurcombi ving ik, uiteraard vanuit de bellyboot, mijn eerste grootwatersnoeken. Destijds waren ze gemaakt van bucktail, tegenwoordig maak ik ze van Dyckers Fibers. Dit is een mooie kunststof fiber waarmee het gemakkelijk binden is. En daar houd ik wel van, want ik vis liever dan dat ik bind. Ik heb grenzeloos vertrouwen in de zwart-paarse kleurcombinatie en gebruik deze dan ook in negen van de tien gevallen.
Wisselen doe ik nauwelijks, dus daar verlies ik ook geen tijd mee. Voor mij geen streamers met glitters/flash, allerlei toeters en bellen of in knalkleuren. Natuurlijk vangen ze, maar had ik al gezegd dat ik van simpel houd? Bovendien denk ik dat streamers met overmatig veel glitters en/of in felle kleuren de dressuur bevordert in plaats van doorbreekt… Vis met iets waar je vertrouwen in hebt dat is het belangrijkste. Probeer er maar eens een hele dag mee te vissen zonder te wisselen, dat is een mooie test.
Ik heb ook nog ‘witte’, die feitelijk grijs (rug) met wit (buik) zijn. Uit meer streamers bestaat mijn collectie niet en onder het motto ‘never change a winning team’ vis ik al een behoorlijk aantal seizoenen met deze twee kleurencombinaties. O ja, ik maak ze niet overmatig groot: zo’n 20 cm is prima.
Ik denk dat streamers met overmatig veel glitters en/of in felle kleuren de dressuur bevordert in plaats van doorbreekt…
SNOEKEN IS ZOEKEN
Deze tussenkop is een eerste klas cliché, maar wel waar. De (grote) Nederlandse wateren hebben een prachtig bestand aan (grote) snoek. In de wintermaanden hokt de snoek graag samen en hierdoor kun je soms meerdere grote snoeken vinden in een klein gebied. En dat is mooi meegenomen. Een bellyboot is prachtig, maar snel ben je er niet in en ook qua actieradius is het niet top… Maar waar vind je die snoeken? De stek beschreven in het begin van dit artikel was een paaistek; de snoeken waren massaal aanwezig om zich voor te bereiden op de paai. Maar waarom juist daar en niet 100, 200 of 500 meter verder, waar ook prachtige rietkragen staan? Tja, daarop moet ik het antwoord schuldig blijven; het is immers geen exacte wetenschap. Een gevalletje geluk. Uiteraard onthouden we zo’n plek, want dat doen de snoeken ook! Een water moet je leren kennen, nog een cliché, en om er direct nog een tegenaan te gooien: dat lukt niet in één seizoen en ook niet in twee.
Snoeken liggen nooit zomaar ergens. Eten en voortplanten, dat is waar het leven om draait. En dat bepaalt waar ze zich ophouden in een bepaalde periode. Dat eten en voortplanten geldt ook voor hun prooi en dat geldt ook weer voor de prooi van de prooi… Zo is de voedselketen ooit bedacht. Nu nog uitvinden waar en wanneer welke activiteit plaatsvindt. In de wintermaanden trekken de aasvissen massaal naar beschutte plekken waar het water iets warmer. Beschutte plekken zijn ook voor ons gemakkelijk te vinden, denk aan havens, bruggen, sluizen, gemalen etc. Nadeel van dit soort plekken is dat ze meestal druk bevist worden.
Uiteraard trekken niet alle snoeken naar de zichtbare stekken. Juist die onzichtbare stekken fascineren mij. Maar omdat ze onzichtbaar zijn kun je er eigenlijk niet gericht naar zoeken. Het vinden van een zo’n winterstek is ook een beetje mazzel hebben. Soms vind je op een kale vlakte wat resten van oude bedden waterplanten: goed uitvissen!
WINTERSTEKKEN
Veel van onze productieve stekken liggen uit de wind. Wanneer je erover nadenkt is dit redelijk logisch, omdat het koude oppervlaktewater hier simpelweg wegwaait… In het voorjaar, bij stijgende temperaturen, is het omgekeerde het geval! Een factor om rekening mee te houden. Of stekken die beschut zijn om een andere reden, zoals huizen of andere bebouwing langs het water. Of een kommetje dat uit de stroming en wind ligt, een luwe bocht in een rivier. Een andere factor is aasvis. Vind je aasvis, dan kan het bijna niet anders dan dat er snoeken in de buurt zijn.
Staar je echter niet blind op het vinden van aasvis. Een stek zonder aasvis kan ook zeer productief blijken. Ik herinner me nog een schitterende visdag aan het einde van het seizoen een aantal jaren terug. Op weg naar een stek maakten we af en toe een worp. En ergens op een grote, kale, oninteressante vlakte was daar ineens een aanbeet. Geen aasvis te bekennen, maar de snoek was massaal aanwezig. Misschien was het juist het ontbreken van aasvis dat de snoek zo gretig maakte. Het leek wel of ze alles aanvielen wat over hun heen zwom. Waarom de snoeken daar zo massaal aanwezig waren? Geen idee. Misschien lagen ze te wachten op aasvis die nog moest komen. Zeg het maar…
Veel verkassen en proberen dus. En laat het niet bij één keer. Soms is het wel ‘the right place’, maar niet ‘the right time’. Levert de stek niks op of is het gevoel niet goed, dan is het advies: inpakken en wegwezen. Op naar de volgende stek en hetzelfde ritueel. Wanneer een stek niet direct vis oplevert, is deze dan per definitie niet goed? Nope, zeker niet! Misschien stop je wel net tien meter voor een hotspot. Misschien stop je net vijf minuten voordat het ‘bijtuurtje’ begint, misschien…
TV KIJKEN
Over ‘the right time’, de bijtmomenten, kun je soms geen zinnig woord over zeggen. ‘The right place’ is wat beter te beredeneren. Een beetje logisch nadenken en stukje gevoel of mooi gezegd ‘watersense’ helpen natuurlijk wel. Daarnaast maken we natuurlijk ook gebruik van de hedendaagse technologie. Uiteraard staat op mijn bellyboot ook een schermpje. Geen mega scherm, want TV kijken kan ik thuis wel. Bovendien zit zo’n groot ding alleen maar in de weg. Wel een unit met downscan, want daarmee krijg je een veel beter beeld van hetgeen er onder je zwemt en na verloop van tijd leer je de snoek goed herkennen en kun je deze dus gericht bevissen.
Al met al valt er ook vliegvissend en peddelend nog genoeg te ontdekken en uit te vinden. Durf te ontdekken. Ga je eigen gang. De bellyboot is er als 1-persoons vaartuig perfect geschikt voor. Soms word je beloond in vorm van een droomsessie waar alles op z’n plek valt. Daar doen we het voor, want veel vangen is leuk. Groot vangen ook. De combinatie van die twee is nog beter! Maar veel vaker is het zo dat je keihard moet vissen voor misschien maar één aanbeet. Maar één aanbeet is vaak het verschil tussen een topdag en een keiharde blank.
BOEITJES EXPERIMENT
Afgelopen seizoen heb ik wat geëxperimenteerd met het gebruik van markeerboeitjes. Zie ik een grote echo, dan voorzichtig een boeitje erop en gericht aanwerpen. Blijft een aanbeet uit? De plek even met rust laten en later nogmaals bevissen. Met deze methode had ik opvallend vaak succes en het is dus zeker iets om verder uit te diepen!
HET MOOISTE MOMENT
Oké, in theorie snappen we het, nu nog vissen. We zijn op de juiste plek en de dieptemeter bevestigt dat er snoek aanwezig is. We drijven een meter of 20 uit de kant met bijna vier meter water onder ons. We werpen schuin over het talud naar de kant. Strip… strip… iedere keer 30-50 cm. Even toucheren we de bodem, toch? We strippen verder. Strip… strip… dan ineens een strip zonder weerstand. Volledig in het luchtledige! Snel een strip erachter aan. Nu geen 30 cm maar een meter en de haak zetten tegelijk. Hangen! Het mooiste moment van het vissen: de aanbeet. Een bevestiging dat de keuzes die je gemaakt hebt de juiste waren. Koude handen en voeten vergeten. Aan de andere kant van de lijn dringt het door dat dat zwart-paarse ding toch niet helemaal oké was en langzaam kopschuddend begint het te zwemmen. Wat een geweldige hobby hebben we toch!
Dit is een artikel uit Beet 1 van januari 2021. Wil je direct op de hoogte blijven van de nieuwste technieken en materialen, neem dan een abonnement op Beet Magazine! Alle informatie is te vinden op: https://shop.beet.nl/category/abonnementen/.