Voorjaar is tijd voor de gepen

Geep bevis je in de lente met een dobber aan het wateroppervlak. Wat de vis tekort komt aan kracht, maakt hij aan licht materiaal goed met spectaculaire aanbeten en wilde sprongen tijdens de dril. Lees in dit artikel hoe je het meeste plezier haalt uit het vissen op die prachtige zilveren pijlen!

Algenbloei

Het is een zonnige ochtend begin mei. Er staat weinig wind en het is licht bewolkt. Het is opkomend water en er lopen al wat mooie stroomnaden. Met hun kenmerkende gekir jagen visdiefjes en sterns op het nieuwe visbroed, dat door de vele rovers naar het wateroppervlak gedreven wordt. Wat mij betreft een van de mooiste Hollandse lentegeluiden aan zee!

De algenbloei, die ieder voorjaar een groene ondoorzichtige soep van de zee maakt, is gelukkig achter de rug. Dus het water is weer helder. Het zijn de perfecte omstandigheden voor het bevissen van de zichtjager geep.

Zoek ze op helder water…

 

Het is elk jaar weer afwachten wanneer de geep precies aan onze kust arriveert. Geslachtsrijpe gepen komen tussen pakweg april en juni naar de Europese kust om te paaien en zoeken daarvoor obstakels met begroeiing om hun eieren af te zetten. Watertemperatuur en zoutgehalte zijn hierbij belangrijk, waardoor de paaitijd per gebied kan verschillen. Na de paai verspreiden ze zich weer.
De eerste Nederlandse vangstmeldingen komen meestal uit Zeeland. De dijk van Westkapelle is van oudsher één van de topstekken, waar ook veel Belgen de geep komen belagen. En als ‘ze’ er zijn, dan is het er druk. Je kunt echter ook prima langs de rest van de Nederlandse kust terecht. Zoek de plekken in de rest van Zeeland, maar ook in het Europoortgebied, de pieren van Scheveningen en IJmuiden, maar ook bij de kleinere strekdammen langs onze kust. Zoek naar plekken waar stromingen staan en waar steenstort met begroeiing is te vinden. Vanaf een zanderig strand maak je alleen kans als je écht weet dat ze er zijn, dus als je ze aan het oppervlak kunt zien.

Geep heeft de aparte eigenschap sprongen te maken over stokjes of andere zaken die in het water drijven. Ook speelt hun paaigedrag zich soms luid spetterend aan het oppervlak af en dicht bij de kant. Kortom, houd het water(oppervlak) én de vogels in de gaten!

De eerste golf aan gepen kent vaak grote exemplaren… 

 

VISSEN VOOR DE FUN

Hoe lichter het materiaal, des te meer plezier aan het vangen van geep. Het zijn dan ook vooral de omstandigheden die bepalen hoe zwaar er moet worden gevist. Veel wind of zeer verre worpen vragen om een zwaardere dobber en dus een dikkere lijn en zwaardere hengel. Bij veel obstakels langs de kant is een langere hengel fijn om de lijn makkelijker uit de stenen of het wier te houden. Kortom, lichte karper-, feeders en matchhengels zijn de types om uit te kiezen.

Kies een molentje uit de 3000 tot 5000 categorie. Onder perfecte omstandigheden kun je ook met een spinhengel van pakweg drie meter lang en een werpgewicht tot 20 gram je slag slaan. Een hoofdlijn van 25/00 nylon is meer dan voldoende.

Een gevlochten hoofdlijn is minder aan te bevelen. Het is bijvoorbeeld zeker niet nodig op elk tikje te reageren. Sterker nog, de kans is groot dat je het aas uit de bek trekt. Ook is een knoop in een gevlochten lijn een stuk lastiger te ontwarren dan bij nylon en schuivende dobbers glijden maar stroef langs dit type lijn.

Ook wadend op ondiep water…

 

WANTROUWEND

De hoofdzaak van de geepvisserij zit hem in de dobber, onderlijn, haakje en aas. Hoewel geep een indrukwekkend aantal tandjes aan de harde snavel heeft zitten is staaldraad helemaal niet nodig. De onderlijn moet zelfs zo dun en onzichtbaar mogelijk zijn; mijn keuze gaat uit naar 20/00 fluorocarbon.
Kies de onderlijnlengte zo lang, dat de montage nog prettig te werpen is. Bij een hengel van drie meter is een twee meter lange onderlijn een mooie lengte. Veel langer dan drie meter is niet nodig.
Een langstelig haakje 6 (bijvoorbeeld Gamakatsu F31 of LS-5013F en dan met een tangetje zelf een offset-knikje gegeven) heeft mijn voorkeur, omdat het grotendeels fladderende aasje goed aan het haakje te zetten is. Verzwaar de onderlijn liever niet met loodjes. Geep kan heel wantrouwig zijn en één zo’n knijploodje kan al teveel weerstand geven.

Ook met kunstaas…

 

MET EEN BEESTJE

De aaskeuze om geep te interesseren is vrijwel oneindig. Al het kleins dat door het wateroppervlak flappert en wappert, kan een geep doen aanvallen. Met zijn snavel zal hij het ‘beestje’ inspecteren. Maar om hem ook werkelijk te laten eten, dát luistert allemaal iets nauwer.
In het algemeen zijn zagers en reepjes vis van zalm, makreel, geep en forel (tot 1 cm breed, maximaal 10 cm lang en een paar mm dik) favoriet. Je kunt het ‘kopje’ van het aas ‘fixeren’ door het een stukje over het haakknoopje te trekken. Helemaal zeker ben je als het dan nog vastzet met wat bindelastiek.

Bij veel voedselnijd zal de geep agressiever azen en zijn ze ook prima te vangen aan kunstaas, zoals kleine shads, twisters of Silkkrogen, het Deense zijdedraad zonder haak. Is het niet duidelijk of en hoeveel geep er op de stek zit, begin dan met natuurlijk aas.

 

BEETINDICATIE

De dobber is bij deze visserij eigenlijk vooral een drijvend werpgewicht. Het meest belangrijke is het aas op de gewenste afstand en diepte aan te kunnen bieden; als beetindicator voegt hij ook maar weinig toe.
Als een geep met het aas in de weer is, dan zijn er vaak al eerder kolken rond de dobber te zien dan dat de dobber heeft bewogen. Ik heb het één keer gezien: met de dobber op een paar meter uit de kant was in het heldere water heel goed te zien hoe een geep minutenlang het aasje even pakte en weer losliet. Aan de dobber erboven was niets te zien…

Leuk vissen met de sbirulino.

 

 VASTE DOBBERMONTAGE

Er is een keuze te maken in het soort dobber: een vaste of schuivende montage. Beide hebben zo hun voor- en nadelen. Voor de vaste montage kies je een Franse geepdobber, een gestroomlijnde buldo of zelfs zo’n bolle zeebaarsdobber met het gewicht onderin. Aan de wartel aan het eind van de hoofdlijn (of voorslag als je zwaarder moet vissen) haak je de dobber en ook de haaklijn. Om te zorgen dat de lijn makkelijker langs de wartel of het metaal van de dobber glijdt kun je met stukjes krimpkous deze delen gladder maken.

Werp ‘upstream’ in en rem de montage af net voordat deze het water raakt. De onderlijn zal zich strekken zonder in de war te raken. De dobber landt keurig op het water in plaats van dat hij zich nog een paar meter het water in boort. Je kunt de montage op de stroming mee laten driften en wachten op wat er komen gaat. Draai af en toe een paar slagen met de molen om contact met de dobber te houden en de bocht in de lijn niet al te groot te laten worden. Eventuele belangstelling van geep verraadt zich door kolkjes rond de dobber of een rare beweging van de dobber. Als de geep het aas echt wil hebben, zal hij zichzelf haken op de weerstand van de dobber.

 

GEVOELSDINGETJE

Bij de schuivende montage zal de geep geen weerstand voelen. Nu komt er eerst een drijvende of een ‘slow sinking’ bombetta op de hoofdlijn of voorslag, gevolgd door een kraaltje en een warteltje. Dit belangrijke kraaltje schuift over de knoop met de wartel en beschermt zodoende de knoop tegen het constante getik van de bombetta. Altijd zonde om na een inworp met een zielig wapperend lijntje te staan. De haaklijn is weer volgens het al eerder beschreven recept.

Werp op dezelfde manier in en draai nu heel langzaam de lijn binnen. Zo langzaam, dat er nog steeds een bocht staat tussen de hengel en het water. Het aas zal achter de drijvende bombetta vlak onder het wateroppervlak bewegen. Gebruik je een langzaam zinkende bombetta, dan zal het haakaas ietsje dieper worden aangeboden.
Aanbeten ga je nu zien (en voelen!) doordat de bocht in je lijn plots verdwijnt. Ook kan de bombetta ineens een rare draai tegen de stroom in maken. Pak de lijn tussen de vingers en open de beugel. Geef lijn en wacht nog even met slaan. Het haakje moet namelijk eerst nog even van de harde snavel een stukje verder, naar het zachtere deel van de bek. Er is geen vaste formule ‘hoe lang te wachten met aanslaan’, dat is een gevoelsdingetje.

Hoe dichterbij de zomer komt, des te minder geep je zult vangen. En ook het formaat zal kleiner zijn. Maar de kans is groot dat de makreel en fint (Europoort en IJmuiden) zich dan inmiddels onder de kust hebben gemeld. En die kun je met de zelfde spullen ook prima belagen. Kortom, ga ook (weer) eens light met een dobber naar zee en beleef maximaal plezier aan die zilveren pijlen!

Als het vandaag (9 mei 2021) warm wordt, kun je de eerste gepen wellicht al vangen!

 

 

 

gerelateerde artikelen

Instagram