JAN VAN SCHENDEL – Vandaag ben ik neergestreken op De Delft, nabij het Noord-Hollandse Assendelft. Wat een prachtig water en wat een schitterende visstreek! De Delft schijnt eigenlijk een riviertje te zijn, maar het lijkt veel meer op een typisch polderwater. Zo is het nergens dieper dan 1,20 meter en ook is de bodemgesteldheid niet te vergelijken met een rivier. Op dit soort ondiepe wateren is de bodem vaak erg zacht en dat vraagt om een specifieke aanpak!

In mijn eerste jaren in de wedstrijdvisserij viste ik vooral wedstrijden op putjes, sloten en vlieten. Er werd toen nog vaak gevist op lengte of op stuks en in de regel viste je op smalle, ondiepe wateren. Pas wat later begon ik wedstrijden te vissen op onze kanalen en rivieren. Verreweg het vaakst viste ik in het westen van ons land. Je kunt dit nu amper meer voorstellen, maar toen was dat een van belangrijkste wedstrijdcentra in ons land. Je viste daar op relatief ondiepe wateren, zoals de Rotte, de Trekvliet en de Vlaardingse Vaart.

Wat hadden die wateren (destijds) gemeen? Ze waren amper dieper dan zo’n anderhalve meter. Vooral toen casters hun intrede deden in de Nederlandse visserij, ging mij dat soort visserij op die ondiepe wateren goed af. Hierdoor kreeg ik steeds meer vertrouwen in het vissen op dat type wateren, en om eerlijk te zijn is het tot op de dag van vandaag mijn favoriete soort visserij. Nou, langs het water waar ik nu ben neergestreken kan mijn hart ophalen!

De Noord Hollandse Delft

De Delft, een prachtig ondiep ’riviertje’ in de polder onder de rook van Amsterdam

AMPER BALLEN

Het was al zeker vijftien jaar geleden dat een van mijn dobbers in het water van de Delft had gestaan en eigenlijk wist ik nog amper wat ik van deze visdag kan verwachten. Ik zie wel dat er hier veel veranderd is; aan de overkant van waar ik toen viste lopen nu achtertuinen van huizen tot aan het water. Ik neem plaats op een soort driesplitsing, een plek tegenover een sloot die het ‘stadje’ in
loopt en waar de Delft toch wel zo’n 45 meter breed is. Ik heb materiaal meegenomen voor allerlei soorten visserijen.

Het plan is om eerst met de vaste stok te vissen, maar ik besluit ook een aantal voerkorven aan te voeren met flink wat aas erin, pal tegen de overkant net bij het ‘hoekje’ van de sloot. Echter voer ik eerst de vaste stok-afstand aan met zes gecupte voerballen, rijkelijk voorzien van dode pinkies en casters. Eigenlijk kun je het amper ballen noemen. Dit soort wateren hebben vaak een erg zachte bodem, zodanig zacht dat een te vast geknepen bal onder een laag slib verdwijnt.

Ik maak het voer echt veel vochtiger dan normaal. Als je het met de hand zou werpen, dan valt de bal meteen uit elkaar wanneer hij het wateroppervlak raakt. Zelfs nu ik de ballen cup
breken ze meteen open, waardoor het voer als een tapijt op de bodem terecht komt. Dat is heel belangrijk bij dit soort visserij! Wat heb je namelijk aan het allerbeste voer als dat niet voor de vissen te vinden is?

IN HET ZICHT

Het cuppen van dode maden en pinkies voorkomt zelfs op de zachtste bodem dat ze erin verdwijnen en dus onzichtbaar worden voor de vissen. Met name pinkies gebruik ik daarom bijna nooit levend. Soms verwerk ik het dode aas in wat lokvoer. Hier, op dit ondiepe water, is puur ook een goede optie. Hoe dan ook moet het aas op de preciese visplek komen te liggen natuurlijk.

LANGE OPSLAG

Pal tegen de overkant is de bodem wel hard, maar ook erg vuil trouwens. Ik zit al vrijwel meteen vast aan een tak en constant hangen er bladeren aan de voerkorf. Meteen nadat ik aan de overkant een voerplek heb gemaakt laat ik de plek met rust en begin ik te vissen met de vaste stok. Ik hoef niet bepaald lang te wachten! Mijn dobber staat slechts enkele seconden in het water en gaat al kopje onder: even later ligt er al een flinke kolblei in het schepnet.

Ik verwacht eigenlijk nog veel meer kolbleien, maar even later is, na enkele vreemde dobberbewegingen, al duidelijk dat de brasems op de plek zijn gearriveerd. Af en toe wordt het aas op weg naar de bodem trouwens onderschept door ruisvoorns, die hier volop aanwezig zijn. Geen echte grote vissen, maar altijd mooi om te vangen. Even later krijg ik het voor elkaar om tot twee keer toe een brasem te verspelen. Hoewel je altijd weleens een vis kan verspelen denk ik dat het allebei valsgehaakte vissen waren.

Hierna heb ik ook geen enkele vis meer verspeeld trouwens. Even iets over het gebruikte materiaal. De visserij op dit soort wateren is iets anders dan wanneer je op diepere wateren vist. Vissen zijn echt niet gek en laten zich zo maar niet vangen. Op dit soort ondiepe wateren komen ze lang niet altijd onder de hengeltop. Vandaag trouwens wel en dat komt vooral omdat het water hier gewoon flink gekleurd is, een stuk minder helder in vergelijking met de meeste andere viswateren.

Toch gebruik ik altijd een wat langere opslag (het stuk nylon tussen de dobber en de hengeltop) als normaal. Vaak maakt dat het vissen er niet gemakkelijker op, want de wind heeft ook vat op die opslag. Vooral wanneer het water helder is zal je gewoon voor de hengeltop uit
moeten vissen om aanbeten te krijgen. Daarop is ook de dobberkeuze gebaseerd.

Speciaal ontwikkeld voor het vissen met een lange opslag

Voor dit soort visserij is de JVS Francesca ontwikkeld en die gebruik ik altijd op dit soort wateren. Deze dobbers hebben een net iets dikkere bovenantenne, zodat je ook ermee kunt vissen met een iets groter haakaas. Het dobberoogje staat net iets verder van de dobberantenne weg, waardoor je de lijn tussen dobber en hengeltop iets makkelijker kan afzinken. Tevens beschikt deze dobber over een carbon onderantenne, waardoor ze zich langzamer opricht en je dus beter aanbeten kunt registreren bij het zakken van het aas. Deze dobbers zijn er in 0.2, 0.3, 0.4, 0.5, 0.75 en 1 gram. Een zwaarder dobbergewicht gebruik je nooit bij dit soort visserij. Vandaag vis ik met de 0.3 en 0.4 grams variant

MEER LEZEN? | Het volledige artikel over De Noord-Hollandse Delft lees je in de nieuwe Beet.

BEET SEPTEMBER LIGT NU IN DE WINKEL OF BESTEL  EEN VOORDELIG JAARABONNEMENT