Een compact lichaam bekleed met gouden schubben, bloedrode vinnen en maïsgele ogen. Rasechte riet- of ruisvoorns zijn echt een lust voor het oog! In de warme zomermaanden liggen deze schuwe goudstaven vaak wat te zonnen in het wateroppervlak. Maar ook hun voedsel zoeken ze nu vaak in het wateroppervlak.
Ruisvoorns zijn ware schoonheden. Om deze prachtige gouden vissen met hun bovenstandige bek om de tuin te leiden moet je met een aantal dingen rekening houden. Je kunt natuurlijk een doodnormale stek aanmaken met maïs, paneermeel, maden en casters om vervolgens de hele dag als een vogelverschrikker achter je hengels te blijven zitten. Op die manier zul je best wat ruisvoorns vangen, maar deze visserij is niet echt mijn ding. Naast ruisvoorn zul je tal van andere vissoorten vangen, er zijn immers genoeg vissen te porren voor deze lekkernijen.
“Met hun bovenstandige bek doet een rietvoorn niets liever dan vliegjes, slakjes en sprinkhanen van het oppervlak afslurpen.”
Er bestaan spannendere manieren van vissen, bijvoorbeeld penvissen. Op warme zomeravondjes met een polariserende bril en een verrekijker op zoek naar de vis, heerlijk! Op zoek naar bloedrode vinnen en gouden schichten. Vaak zijn de ruisvoorns daar te vinden waar drijfvuil zich verzameld heeft. Rietvoorns vinden het heerlijk om zulke plakkaten drijfvuil te onderzoeken. Zij pikken hier verdronken insecten tussenuit.
Deze insecten zijn trouwens prima aas voor de rietvoornvisser. Met hun bovenstandige bek doet een rietvoorn niets liever dan vliegjes, slakjes en sprinkhanen van het oppervlak afslurpen. Een traditioneel ruisvoornaas is een langzaam zinkende pier maar ook een klein broodvlokje werkt prima. Vaak wordt als werpgewicht gebruik gemaakt van een kleine dobber die bedoeld is voor het oppervlaktevissen. Deze dobbers zijn vooral bekend uit de karpervisserij maar zijn ook in deze visserij prima inzetbaar, echter houd ik het liever wat subtieler. Vaak volstaat een beetje drijvend deeg, om de lijn heen gekneed, als werpgewicht en indicator. Gebruik vooral niet te grote haken, maat 12 of 14 is perfect. Als onderlijn gebruik ik een 16/00ste nylon.
Levendig aangeboden
Ook met vliegjes laten ruisvoorns zich prima in de luren leggen. Een hengel in de klasse #4 tot #6 is prima, vis in combinatie met een 14/00ste leaderpunt. Meestal wordt er met drijvende lijnen en droge vliegen gevist. Ruisvoorns zijn over het algemeen niet erg kieskeurig, ze storten zich vol overgave op allerlei imitaties, van de kleinste muggen tot (te) grote meivliegen!
Het meeste succes boek ik eigenlijk niet met de droge vlieg maar met een nimf, en dan wel de fazantenstaartnimf. Hier vang ik praktisch altijd wel een vis op. Je hoeft ook niet al te voorzichtig te zijn met werpen, wanneer de nimf met een plonsje in het water belandt is dit helemaal niet erg. Sterker nog, rietvoorns zijn nieuwsgierig van aard en gaan vaak op onderzoek uit, ze willen weten waar dit plonsje vandaan komt… Precies wat je wilt! Zet voor je gevoel vrij laat de haak, zeker wanneer je het aas niet kunt waarnemen is het beste gewoon te wachten tot je de aanbeet voelt.
“Wanneer je met een drijvend korstje niets gevangen krijgt, kun je het altijd nog proberen met een langzaam zinkend stukje brood.”
Op windstille avonden zoeken ruisvoorns gretig het oppervlak af op zoek naar insectjes. Op dergelijke avonden gris ik mijn vliegenhengel mee en presenteer ik een muggenlarve imitatie in de kleur rood of zwart. Vaak zijn de aanbeten op deze vlieg erg voorzichtig. Houd dit in je achterhoofd, het kleinste plukje aan je lijn kan al genoeg reden zijn om de haak te zetten. Vaak draaien de voorns eerst een keer onder het aas door, het is verleidelijk om hier al op te reageren. Toch kun je beter wachten tot de lijn duidelijk een aanbeet registreert. Vooral in ondiep water, onder bomen en struiken wordt regelmatig aan het oppervlak geaasd door de ruisvoorns.
Het beste gooi je wat geweekt brood in het water waarvan het merendeel blijft drijven. Zodra je kolkjes en bellen ziet maak je jezelf klaar. Ik beaas de haak vervolgens met een broodkorst van twee of drie centimeter lang. Hiermee werp je tot ongeveer vijftien meter ver. Wacht altijd met de haak zetten tot je lijn in beweging komt! Op deze manier heb ik mijn grootste ruisvoorns gevangen. Wanneer je met een drijvend korstje niets gevangen krijgt, kun je het altijd nog proberen met een langzaam zinkend stukje brood. Qua formaat houd ik altijd een euromunt in gedachte, ik vis eigenlijk nooit met groter aas. Het aas wordt aan een haak maatje 10 gehangen. Tijdens moeilijke dagen zijn deze vissen namelijk erg schuw en laten zich maar zelden aan het oppervlak zien. Een tergend langzaam naar beneden duikelend vlokje brood willen ze dan nog wel eens tussen de lippen nemen. Ook nu is het zaak om te wachten met het zetten van de haak tot je lijn in beweging komt.
Het regent maden
Wanneer je de voorns niet kunt zien kun je ze door het voeren van maden goed naar je toe lokken. Voor de visserij met maden maak ik gebruik van een 4,20 meter lange penhengel met een zware matchdobber. De meeste loodhagels bevinden zich zowat tegen de dobber aan, daardoor kan ik de montage tot wel 50 meter ver werpen. Op mijn haak maat 14 of 16 rijg ik een made en een caster. Na het werpen van de montage begin ik met regelmaat maden en casters met de katapult bij te voeren. Ik schiet telkens tien tot vijtien maden, genoeg om te lokken, te weinig om te verzadigen. Indien aanbeten uitblijven kun je de dobber een klein stukje naar je toe trekken en weer stil laten vallen, hierdoor zal je haakaas omhoogkomen en sierlijk weer naar beneden dwarrelen, het moment voor de aanbeet!
Vaak helpt het ook om naast een echte made, een kunstmade aan je haak te prikken. Tijdens koudere, winderige of regenachtige omstandigheden verblijven de ruisvoorns meestal op half water of nabij de bodem. Hier bevis ik ze met een voerkorfmontage, een onderlijn van anderhalve meter en een haak maatje 8. De voerkorf vul ik met extreem nat geweekt brood. Hierdoor kan het tijdens de worp nergens heen. De uiteinden van de korf sluit ik vervolgens af met broodkorst, wat ik erg stevig aandruk. Het mooie van deze broodkorst is dat je prima kunt volgen wanneer je lokaas vrijkomt. De korsten zullen waarschijnlijk drijven. Dus zodra je de korsten boven ziet komen weet je dat de ‘broodpap’ vrij is gekomen. Met de voerkorf vang ik vaak ruisvoorns op afstanden van 80 tot 90 meter. Ik gebruik dan een 20/00 nylon hoofdlijn en een 18/00 onderlijn. Let er als je op zulke afstanden vist wel op dat de haak stevig gezet moet worden! Zodra je een teken van leven in de hengeltop ziet mag je best stevig de haak zetten!