Deel 2: Tip 26 t/m 50

LEES OOK: BRASEMTIPS DEEL 1

 

26 – SUPERZOET

Extra gezoete lokazen worden heel vaak gebruikt bij een brasemgerichte visserij. Er zijn allerlei artikelen in de handel om een lokaas extra zoet te maken. Zelf gebruik ik al vele jaren Van den Eynde Superzoet, een poederconcentraat. Simpelweg een kleine hoeveelheid, ongeveer een theelepel per kilo droog lokaas oplossen in het water waarmee je het lokaas bevochtigt. Echt een fantastisch product.

27 – WELKE KLEUR VOER?

Zeker grote brasems zijn veel minder een doelwit voor roofvissen dan voorn en andere kleinere vissoorten. Ze zullen zich dan ook veel minder zorgen maken om zich te begeven boven een wat lichter gekleurde voerplaats op een verder donkere bodem. Geel en bruin zijn de meest voorkomende kleuren bij brasemlokazen en deze werken volgens mij prima, hoewel ik heel goed weet dat sommige vissers daar heel anders over denken. Vertrouwen, daar gaat het allemaal om. Bijna alle veel gebruikte kant-en-klaar lokazen zijn tegenwoordig verkrijgbaar in iedere populair te bedenken kleur. Dus iedere visser kan zijn eigen keuze bepalen.

Knoflook vissen

28 – VOERKORF MET DE VASTE HENGEL

Tijdens vaste hengel wedstrijden is het gebruik van voerkorven meestal niet toegestaan, maar dit kan echt een heel doeltreffende vismanier zijn, vooral bij het vissen op stromende wateren. Met de ‘pole feeder’ verkrijg je een volledig stille aasaanbieding, perfect voor de brasemvisserij. De montage is heel simpel: knoop de voerkorf aan het ondereinde van het gebruikte nylon; net boven de korf een zijlijn naar de onderlijn. Als beetregistratie kun je van alles bedenken, bijvoorbeeld een gewone dobber die boven de montage in het water staat of een fel gekleurd balletje op de hengeltop. Wanneer je met elastiek vist, kun je het elastiek zelf als beetregistratie gebruiken, deze komt bij een aanbeet namelijk echt wel uit de top.

29 – WERPEN POLE-FEEDER

Bij deze visserij moet je de gevulde voerkorf goed op de visplaats in het water kunnen krijgen, zonder dat deze eerder het water heeft geraakt. De oplossing is heel simpel. Je bevestigt een tie-wrap op de hengel, net boven het punt waar de voerkorf uitkomt als je de montage naast de hengel houdt. Vervolgens hang je de nylon achter de sluiting van de tie-wrap. Je steekt de hengel uit met de tie-wrap sluiting omhoog. Je moet wel de hengel zoveel mogelijk omhoog houden bij het uitsteken en wanneer je de volle lengte hebt bereikt, draai je simpelweg de hengel een kwartslag. Hierdoor komt de nylon achter de tie-wrap sluiting vrij, waarna je de voerkorf in het water plaatst.

30 – MATCHVISSEN OP BRASEM

Matchvissen is een vismanier die vooral op stille dagen heel doeltreffend kan zijn. De meeste vissers grijpen voor het vissen op grotere afstand, buiten bereik van de vaste hengel, al snel naar de feederhengel. Dat is vaak de beste optie, maar zeker niet altijd. De beste matchmethode voor een brasemvisserij op afstand is het vissen met een schuifdobber, oftewel de slider-methode. Met een vaste montage kun je vaak simpelweg niet genoeg lood op de lijn gebruiken om het aas goed tegen de bodem aan te bieden.

31 – VISSEN MET SCHUIFDOBBERS/SLIDEREN

Dit is zeker niet de gemakkelijkste vismanier om aan te leren. Alles aan de montage moet precies kloppen, zo niet, dan resulteert vrijwel iedere worp in een pruik. Mijn advies is om alles zo simpel mogelijk te houden. Dit is geen visserij voor een gecompliceerde loodverdeling of fijne lijntjes, althans als hoofdlijn. Bij het slider-vissen moet het onderste loodje gewoon minimaal een nummer 1 zijn en het liefst nog wat zwaarder. Dat onderste lood moet pal boven de onderlijn staan, waarbij een onderlijnlengte van 30 tot 40 centimeter prima is. Daarboven komt het hoofdlood; al het overig lood plaats je hier bij elkaar. De afstand tussen het hoofdlood en onderste lood moet net iets langer zijn dan die tussen het onderste lood en haak. Boven het hoofdlood glijdt de dobber over de lijn. Boven de dobber heb je een klein kraaltje nodig, wat tussen de dobber en het stuitje schuift als de montage in het water ligt.

32 – SLIDEREN/DE JUISTE DIAMETER HOOFDLIJN

Ik schreef het al, matchvissen is geen fijne visserij. Een hoofdlijn van 20/00 millimeter is gewoon noodzaak. Dunnere lijnen gaan tijdens het vissen absoluut voor lijnbreuk zorgen. Overigens kun je nog altijd dun vissen door een dunne onderlijn te gebruiken. Die dunnere lijn kun je monteren via een warteltje pal onder het hoofdlood waardoor de onderste meter van de montage nog altijd dun kan zijn.

33 – HET JUISTE STUITJE

Vooral wanneer je op diepe wateren vist, gaat tijdens een worp het stuitje door heel wat ogen van de matchhengel. Het stuitje moet dan wel stevig genoeg op de lijn zitten om niet te verschuiven. Ook moet je altijd van diepte kunnen veranderen tijdens het vissen, het stuitje moet je dus nog wel kunnen verschuiven. Tenslotte is het belangrijk dat je het stuitje goed kunt zien. Met al deze zaken in gedachte is de beste oplossing het maken van twee stuitjes. Een van 20/00 millimeter nylon, geel of rood gekleurd en daar pal tegenaan een tweede stuitje van tandfloss. Twee stuitjes van tandfloss zou nog beter zijn, maar deze verschuiven net iets te gemakkelijk. De beste knoop is super eenvoudig te maken. Zie tekening.

34 – MATCHDOBBERS

De beste schuifdobbers zijn voorgelood, omdat ze tijdens de vlucht van dobber en montage richting visplek absoluut tegen het hoofdlood moeten blijven. De dobbers zelf zijn hooguit enkele grammen voorgelood, meer dan 3 gram is zelden nodig. Verder moet de bovenantenne dikker zijn dan normaal en iets meer drijfvermogen hebben. Bij de beste dobbers is de bovenantenne gemaakt van een pauwenveer. De ideale antenne is vaak simpelweg het bovenste puntje van de pauwenveer of een holle antenne van dezelfde diameter die erop is geplaatst. Voor een moeilijke, fijnere visserij zijn dunnere, holle antennes te gebruiken, maar je bent wel afhankelijk van het gebruikte aas en vismanier. Te dunne antennes en de dobber gaat onder bij de minste aanraking met de bodem! Let op, dobbers onder de 8 gram drijfvermogen zijn maar zelden geschikt als schuifdobber en meestal moet je zelfs aanzienlijk zwaarder vissen.

35 – DE JUISTE WERPTECHNIEK

Bij het schuivend matchvissen moet je altijd meer dan zwaar genoeg durven te vissen om heel comfortabel de gekozen visafstand te kunnen bereiken. Kies bij twijfel meteen voor een iets zwaardere dobber. Werpen met kracht is bij deze visserij echt een kansloze missie, een recept voor in de war werpen en het verkrijgen van hele ingewikkelde pruiken. Je moet de dobber meer ‘lobben’ naar de plek dan werpen. Bij aanvang van de worp moet de afstand tussen dobber en hengeltop minimaal een meter zijn en liever nog wat meer.

36 – DE GOEDE VOERMANIER

Ik ben altijd jaloers op die vissers die uit de hand hun voerbal zomaar 30 tot 35 meter wegwerpen. De meeste vissers kunnen dat absoluut niet nadoen en ook ikzelf zal dat nooit kunnen. Zeker bij de brasemvisserij zul je toch een goede voerplek moeten aanleggen. Het met afstand beste hulpmiddel daarvoor is een voerkatapult. Met een beetje training en de goede katapult kun je haarzuiver voeren op afstanden tot wel 50 meter. In Nederland zijn die echter verboden, omdat ze als wapens worden gezien. Dan blijft enkel nog de voerwerppijp over, waarmee je kleinere voerballen ook wel op afstand kunt voeren. Wel is dat veel moeilijker om te leren, maar het kan.

37 – SCHIETEN MET EEN VOER-PULT

Zuiver schieten met een katapult is niet zo moeilijk als het lijkt. Je moet je houden aan enkele regeltjes om een en ander zo goed mogelijk te laten verlopen. Zo moeten de voerballen allemaal even groot zijn en houd je bij ieder schot de katapult in dezelfde positie. Als je bovendien ook elke keer dezelfde spanning op het elastiek krijgt en je richt de katapult op exact dezelfde plek, dan vallen alle voerbollen vrijwel op elkaar. Dat is de theorie, maar de praktijk is wel iets moeilijker. Hoe richt je de katapult op dezelfde plek? Dit doe je door de twee zijkanten te gebruiken als vizier en door de katapult zo vast te houden dat ze boven- en onderkant worden. Ook neem je een vast merkteken aan de overkant van het water, hierop ga je de ballen richten. De richting kan dan eigenlijk niet meer fout. Voor de juiste afstand dien je katapultelastiek te gebruiken, waarmee je die afstand maar net kunt bereiken. Geloof me, een klein beetje training en je zult verbaasd zijn over jezelf. De ideale voerkatapult voor alle omstandigheden bestaat niet. Wel de ideale katapult voor een bepaalde afstand.

38 – FEEDERVISSEN

De feedervisserij is bijna altijd de ideale vismanier voor het vissen op brasem. Er ligt altijd wat lokaas vlakbij de haak; het aas ligt altijd prachtig stil op de bodem, kortom een betere vismanier voor op brasem is er niet te bedenken. Wel is het belangrijk om zuiver te werpen. Je gebruikt eigenlijk maar heel weinig voer, dus dat wat je gebruikt moet wel perfect op dezelfde plaats terecht komen.

39 – ZUIVER WERPEN

Om zuiver te kunnen werpen met een feederhengel heb je een vast merkteken nodig aan de overkant van het water. Daarop ga je richten. Alles wat ik nu ga schrijven moet gaan in een en dezelfde vloeiende beweging.

  1. Bij het begin van de worp wijst de hengeltop, gezien vanuit je eigen gezichtsveld, precies in de richting van het merkteken. De gevulde voerkorf hangt ruim een meter onder de top.
  2. Je brengt het werpgewicht naar achter door de hengel naar achter te brengen. Hierdoor komt het werpgewicht (de gevulde korf dus) vlak langs hengel en lichaam achter je terecht.
  3. Op het moment dat je voelt dat het werpgewicht zijn achterste punt bereikt, breng je de hengel weer naar voor tot ongeveer dezelfde positie als bij het begin van de worp en laat je de lijn bij de molenspoel los, waardoor het gewicht weg vliegt. De hengel moet na die beweging dus weer richting het richtpunt wijzen. Het kan nu niet anders dan dat de korf in de richting vliegt van het merkteken. De juiste afstand bepaal je al eerder door enkele proefworpen te maken. Nadat de juiste visafstand is gevonden, plaats je op dat punt de lijn achter de lijnclip op de spoel van de werpmolen.

40 – VOER EN AAS GESCHEIDEN

Je weet meestal niet op voorhand hoe een visserij zich gaat ontwikkelen. Bijten de vissen beter dan gedacht of juist minder goed? Het toevoegen van allerlei soorten aas aan het lokvoer, vooral de hoeveelheid, zijn daarvan afhankelijk en kunnen behoorlijk verschillen. Zorg altijd voor het gescheiden bewaren van de aassoorten en het te gebruiken lokvoer. Je kunt dan allerlei kanten op en bovendien heeft het lokvoer zo altijd dezelfde vochtigheid.

41 – GEVLOCHTEN LIJN

Een gevlochten hoofdlijn biedt bij de feedervisserij enorme voordelen. Er zit namelijk totaal geen rek op. Vooral bij het vissen op wat grotere afstand geeft ‘braid’ je dan ook een vele malen betere beetregistratie dan nylon. Het is wel belangrijk om een nylon voorslag te gebruiken van ongeveer twee keer de hengellengte.

42 – VOORSLAG

Het gebruik van een voorslag is bij het feedervissen altijd aan te bevelen. Ook wanneer je gewoon een nylon hoofdlijn gebruikt, heb je best sterk spul nodig voor het werpen, hier komt namelijk ook behoorlijk wat kracht bij kijken. Op het moment dat het werpgewicht is vertrokken en door de lucht vliegt, heb je een voorslag niet meer nodig en kun je dunner nylon gebruiken. Zie de tekening voor de beste voorslagknoop.

43 – NYLON

Voor het vissen op kortere afstanden, minder dan 30 meter wat mij betreft, is een nylon hoofdlijn nog altijd de beste lijn om te gebruiken. Het is gemakkelijker onder water te krijgen en het geeft wat minder stroomdruk dan een gevlochten lijn.

44 – STILSTAAND WATER = GLADDE BREDE FEEDERSTEUN

Ook bij het feedervissen zijn er allerlei trucs om brasems tot een aanbeet te verleiden. Ietsje de korf binnendraaien of juist zorgen voor minder spanning op de lijn. Het kan allemaal net zorgen voor die extra aanbeet. In beide voorbeelden is het gebruik van wat bredere, gladde feedersteunen dan ook uitermate handig.

45 – STROMEND WATER = KARTELSTEUN

Op sneller stromende wateren proberen veel vissers om de hengel omhoog af te steunen waardoor er minder lijndruk ontstaat. Helemaal wegnemen kun je die lijndruk natuurlijk niet en op sneller stromende wateren is die druk behoorlijk groot. In zo’n situatie zijn gekartelde feedersteunen (wokkels) een must. Bij een gladde steun wordt door de spanning op de lijn de hengel simpelweg van de steun getrokken.

46 – FEEDERONDERLIJNEN

Ik zou echt niet de ideale lengte kunnen aangeven van een feederonderlijn. Alles hangt af van de vissituatie. Ik heb een vast principe; korter bij gemiste aanbeten en langer wanneer je geen beet krijgt. Al mijn onderlijnen maak ik op een lengte van ruim een meter. Bijna allemaal maak ik ze eerst korter voordat ik ermee vis, maar ik kan zo wel alle kanten op. Voor de feedervisserij en al helemaal niet voor een brasemvisserij, gebruik ik nooit onderlijnen dunner dan 12/00 millimeter.

47 – FEEDERHAKEN

In een van de eerdere tips beschreef ik al enkele haaktypes met daarbij de omschrijving van de meer stevige modellen. Dat zijn precies de haken die ik het best vind voor het feederen. Je hebt nu eenmaal iets meer robuuste haken nodig om de gehaakte brasems ook echt in het leefnet te krijgen.

48 – LIJNZWEMMERS

Iedere beweging van de hengeltop is nog lang geen aanbeet. Dat geldt al helemaal voor de brasemvisserij. Vooral voordat de vissen eenmaal goed gaan azen, zwemmen ze vaak rond de voerplek en daarbij raken ze ook soms de lijn waarmee je vist. De haak zetten resulteert dan vaak in het weer verdwijnen van de vissen, die vertrouwen het niet langer. Funest natuurlijk. Geduld en wachten is het credo! Zeker brasems bijten zich vaak vast, dus geen paniek! Het dringende advies dat ik ooit kreeg (toen ik nog niet eens wist wat een lijnzwemmer was) om op mijn ‘handen te gaan zitten’, één van de beste tips die ik heb gekregen.

49 – FEEDERVISSEN = STEK OPBOUWEN

Zeker brasems zullen vaak niet vanaf de eerste minuut bijten. Als je vertrouwen hebt dat er absoluut vissen zijn, dan is het langzaam en rustig opbouwen van de visstek vaak een prima manier. Regelmatig werpen met veel aas door het voer en het kan bijna niet anders of de vissen komen uiteindelijk op de visplaats. Dat kan soms ook best even duren, dus niet te snel alles veranderen wanneer het niet meteen lukt! Brasemvissen is dikwijls een kwestie van geduld.

50 – UITMETEN VISAFSTAND

Er kan altijd iets misgaan tijdens het vissen. Zoiets gebeurt natuurlijk altijd op een moment dat de brasems net je voerstek hebben gevonden. Lijnbreuk is dan echt fataal, zeker wanneer je niet heel snel weer op exact dezelfde plaats verder kunt vissen. Een reservehengel afgesteld op dezelfde visafstand is prima en ook het snel opnieuw maken van dezelfde montage kan best. Wel moet je dan kunnen terugvallen op dezelfde visafstand die je voor het begin van de vissessie hebt uitgemeten. Twee banksticks met daartussen bijvoorbeeld vijf meter koord en je hebt al een goede oplossing zonder dat je van je visstek weg hoeft te gaan.

ALTIJD ALS EERST OP DE HOOGTE VAN HET LAATSTE HENGELSPORTNIEUWS EN WINACTIES?

LEES OOK: BRASEMTIPS DEEL 1