WILFRED VAN NUNEN – Wat is er nou zo mooi aan vissen? Deze vraag prijkte jaren geleden op een prachtige promotieposter van de “Nationale Voorlichting Hengelsport”. De foto zelf, van een sportvisser die opging in zijn omgeving, verguld door een ondergaande zon, was het antwoord op de vraag. Het wordt een hobby genoemd, een vrijetijdsbesteding, een sport of recreatievorm. Veel sportvissers spreken liever van een ‘passie’ of zelfs van een ‘way of life’. Dit verhaal van Wilfred van Nunen gaat niet over tips, technieken en tactieken, maar over de vraag: wat is vissen eigenlijk? Waarom kunnen we niet zonder? Zonder de pretentie te hebben een allesomvattend antwoord te geven, wil de auteur graag een aanzetje geven om daar eens over door te mijmeren.
Laat ik jullie meenemen naar een van mijn eerste viservaringen, die nog helder in mijn geheugen staat gegrift. Het was aan het Wilhelminakanaal in mijn geboortedorp. Onze buurman Piet, fervent visser, had zelf geen zonen en zou mij – ik was een jaar of tien – wel eens meenemen naar de waterkant.
Het was een vroege zondagmorgen. In die tijd was er op zondag geen scheepvaart waardoor een voerplek omgewoeld zou worden. Het was windstil. Er hing een sluier mist over het water. Ik herinner me de geur van de wilde bloemen en grassen, die versterkt werd door de dauw. Buiten ons was er geen mens te zien of te horen. Het overheersende geluid kwam niet van auto’s, maar van zingende vogels. Het voelde als een magische wereld die ik voor het eerst betrad. Piet leerde mij dat het belangrijk is om de waterkant voorzichtig te benaderen. “Het beste zou zijn om op je sokken te lopen”, zei hij met een knipoog.
Voorzichtig plaatste hij zijn rieten zitmandje tussen de biezen aan de oever. Na het optuigen van zijn telescopische holglashengel haalde hij een potje gekiemd hennepzaad tevoorschijn. Hij strooide een handje hennepzaad over de stek, beaasde zijn minuscuul kleine haakje met een korreltje en wierp in. Een parmantig pennetje met vuurrode antenne dreef langzaam op de stroom. Maar niet lang!
Als een bliksemschicht schoot het onder water, gevolgd door een nog snellere aanslag, waarna ik een prachtige zilverkleurige blankvoorn in het heldere kanaalwater zag fonkelen. De vis gleed in een driehoekig schepnet met grote mazen. Ik mocht de vis onthaken. Voordat hij het leefnet in ging, bewonderde ik de vis nog even. Wat een schoonheid, met die oranje oogjes! Baarsjes en posjes had ik met een wormpje al volop gevangen, maar zo’n blankvoorn aan hennepzaad… dat was nog te hoog gegrepen.