TOM SINTOBIN – Er bestaan diersoorten die zo mooi zijn dat je het niet gelooft als ze boven water komen. De Golden Dorado is er daar beslist een van. Ze zien eruit alsof ze door een goudsmid ontworpen zijn, en daarenboven zijn ze ook nog eens heel agressief en sterk. Onze medewerker Thomas Sintobin had deze stoere beesten al lang hoog op zijn verlanglijstje staan en ging daarom in oktober mee op de pilot trip van Visreis.nl naar Argentinië. Hij kwam terug met een gigantische smile en vertelt in deze bijdrage over zijn avonturen…
In Buenos Aires gaan we eerst iets eten in een restaurantje nabij ons hotel. We hebben er een vlucht van 13 uur opzitten, vanuit Schiphol. Op het vliegtuig kregen we een paar keer
een typische KLM-maaltijd opgediend en die zijn weliswaar niet per se vies, maar gastronomische hoogstandjes zijn het toch ook weer niet en dus hadden we nog wel ‘een hongertje’.
Wanneer we het restaurant binnenstappen, zien we een man zitten met een enkel schijfje tomaat op zijn bord, naast een gigantisch stuk vlees. Zo groot dat je er een koe mee kunt doodslaan, wou ik schrijven, als dat niet zo idioot klonk in deze context. Een half uur later hebben we zoveel vlees gegeten dat we amper nog kunnen staan. Dat tomaatje had voor ons niet gehoeven, dat was er te veel aan… Deze culinair best spectaculaire opening
van ons Argentijnse avontuur zet zo’n beetje de toon voor de hele week: we worden verwend met veel, heel veel vlees. Wanneer de kok in de lodge ons het weekmenu voorstelt, heeft hij het over een halve koe, kippenstew, een varken op de gril – het woord “groente” valt niet eens. “And you will get some chips,” besluit hij zijn verhaal… Eén ding is
dus zeker: Argentijnen houden van vlees, en ze weten donders goed hoe ze het moeten klaarmaken. Maar goed: dit is geen kookblad maar een hengelsportmagazine, en dus laat ik het eten nu maar voor wat het is.
PARANÁ
Vanuit Buenos Aires nemen we een slaapbus naar het noorden van Argentinië. Een uurtje of acht duurt de rit, maar je ligt in een zeer comfortabele bedzetel en slaapt dus heerlijk. De wegen zijn soms hobbelig, maar daar heb ik niet veel last van; wel droom ik dat ik in een huis zit tijdens een zware aardbeving. In de vroege ochtend komen we aan in
Esquina, een stadje in het noorden van Argentinië dat vooral bekend staat om het jaarlijkse “Fiesta Nacional del Pacú”, een viswedstrijd die maar liefst 25.000 bezoekers trekt.
Onze lodge ligt in the middle of nowhere, op de oevers van de Corrientes, een zijrivier van de machtige Paraná.
Die laatste is met haar 4880 kilometer na de Amazone de langste rivier van Zuid-Amerika;
ze stroomt door Brazilië, Paraguay en Argentinië, waar ze, bij Buenos Aires, in de Atlantische oceaan uitmondt. De naam Paraná is volgens sommigen een afkorting van
de zin “para rehe onáva”, in de taal van het Tupi-volk in Brazilië, en die betekent: “zo groot als de zee”. Dat is niets te veel gezegd, want hoewel wij in Nederland best wel wat gewend zijn op het vlak van grote rivieren, stonden Joris en ik toch regelmatig stomverbaasd te
kijken naar die immense watermassa.
Zelfs onze machtige Waal leek plots maar een vrij bescheiden stroompje in vergelijking… De Paraná-rivier biedt volgens onderzoekers onderdak aan minstens 200 verschillende vissoorten, waarvan de Golden Dorado zonder enige twijfel de meest bekende is. Van
heinde en verre komen mensen naar dit gebied om er op de Salminus brasiliensis te vissen, zoals de wetenschappelijke naam luidt. En dat is niet voor niets, want deze vissen zorgen voor veel spektakel. Niet alleen zien ze eruit alsof ze van bij een juwelierswinkel komen,
ook springen ze als gekken als ze de haak in hun bek voelen.