BART DEBAES – Het is nog winter als Robert Borrenbergs me al warm maakt voor een kunstaasje waar ik, althans in dat formaat nog nooit mee viste. Ik kende het principe wel van in mijn jaren waar ik bijna alleen met de vlieg aan de gang was, maar vond toen nooit proppellers die echt goed draaiden. Robert had er nu die draaiden als een tierelier. De reden waarom hij me zo enthousiast kreeg, was het feit dat zijn gemaakte vliegengrootte kleiner was dan 2,5 cm…

Dit aasje zou dus kunnen gebruikt worden in de gesloten tijd! Robert had daarom zijn vlieg toepasselijk de “gesloten-tijd-vlieg”, of GTV genoemd. Met dit soort aas, dat valt onder de noemer van kunstvliegen, kunnen we eigenlijk de ganse gesloten tijd overal mee vissen; bvb ook in de polder. Prachtig toch, want dan liggen de sloten nog niet helemaal dicht met wier en flap, en/of ander moeilijk te ontwijken waterplanten. Daarenboven staan een groot aantal oeverplanten wel in bloei, en daartussen staan vangen, maakt het alleen maar nog een stuk mooier.

Heerlijk vissen tussen de bloeiende gele lis…

De DTV

Wat is die gesloten-tijd-vlieg? De GTV is een propellervlieg, en die naam zelf maakt eigenlijk al veel duidelijk. Het is een vlieg waar een propeller is ingebouwd. Om die propeller met zo weinig mogelijk weerstand goed te laten draaien, wordt een kraaltje net na het schroefje ingebonden. Als nu de vlieg door het water wordt getrokken, start de propeller door de waterdruk met tollen, en krijg je zo diezelfde aanlokkelijke wervelingen die ook bij de spinner de vangkracht uitmaken.

Voorkeur

Wat er achterop de haaksteel wordt gebonden, speelt misschien minder een rol, maar het is een beetje als het kleur kiezen van een stuk kunstaas. Elke visser/vliegbinder zal daar zijn eigen voorkeur in hebben. Variaties maken, en zoeken naar nog betere modellen, zijn typisch voor de experimenterende vissers die zich daarin ten volle kunnen uitleven. Een opmerking hierbij is als u een enigszins stevige vleugel in de streamer verwerkt, dit al deels anti-kink kan werken.

Schreiner

Ik had in die periode ook contact met Jan Bassez. Voor de mensen bij wie nu geen lichtje gaat branden: Jan Bassez is de man die bij de heren Schreiner in de leer ging, en daar het vak van hengelbouwer volledig onder de knie kreeg. Tenslotte nam hij de hengelbouw van ‘Schreiner en zoon’ volledig over. De Schreinerianen en aanverwante waren heel gelukkig dit iemand was, die ook het ganse gedachtengoed van Jan Schreiner ter harte nam.

Voor de ‘ongelukkigen’ die Jan Schreiner dan weer niet kennen, geef ik deze gouden tip: probeer ergens één of meerdere boeken van die man te lezen, dan zal een groot gat in uw vis-cultuur gedicht worden, en uw technische kennis ivm vissen sterk vergroten. Vooral op het gebied van hengelbouw, zal het hoe en waarom van sommige zaken veel duidelijker worden. Last but not least, is de kans dat je met die kennis uw visplezier verschrikkelijk zal doen stijgen heel erg groot.

De allerlichtste parabolische spinhengel…

Nu wist ik van Jan Bassez dat hij bezig was met het ontwerpen van een 1,5-grams hengeltje. Een hengeltje dat vroeger ondenkbaar was, maar de materialen voor hengelbouw verbeterden in zo verre, dat dit technisch nu wel kon. De blank voor dit stokje had hij volledig zelf ontworpen, logisch ook, want dit soort blanks zijn op de markt echt niet verkrijgbaar. Dit soort superlichte hengeltjes zijn dan ook helemaal geen gereedschap voor de gemiddelde, en helemaal al niet voor de startende visser, maar voor gebeten hengelaars die al een behoorlijke weg hebben afgelegd in het visgebeuren.

Er zijn natuurlijk wel topactiehengels op de markt die ook lage gewichten aankunnen, maar van dat soort hengels is het werpgewicht eigenlijk niet echt te bepalen. Ze moeten ook compleet het genot, en de technische voordelen ontberen van een diep buigende hengel.

We spraken af dat we de polder zouden aanvallen op het moment dat de eerste blank afgebouwd was. Dit viel in het gesloten seizoen, maar wij hadden daar geen probleem mee, want we hadden de gesloten-tijd-vlieg van Robert voorhanden. Robert wou er ook graag bij zijn, dus we zochten een datum die voor ons drie lukte.

De eerste kennismaking

Robert was zo vriendelijk geweest om een aantal GTV’s voor ons te binden. Hij had ook een voorraadje propellers mee voor Jan’s winkel, dus ze zijn vanaf dan bij hem te koop. Zo konden we elk onze weg gaan, maar eerst wou ik natuurlijk het hengeltje voelen. Molen-loos zwiepte ik het een paar keren beheerst, om te voelen welk vlees, euch…… carbon er in de kuip zat. Ik had verwacht van een erg zacht, traag hengeltje te voelen, maar was verrast vanwege de vertoonde snelheid. “Wow, dit is best wel een pittig ding”, was mijn eerste uitlating er over.

De materialen-technologie van hengels blijft er dus duidelijk nog steeds op vooruit te gaan. Als Jan dan de hengel in zijn curve trekt, kan ik mijn brede glimlach die hierdoor ontstaat niet onderdrukken. Dit is echt wel een speeltje naar mijn zin!

Loodvrij completeert prima onze uitrusting

Heerlijk speeltje

De molen is voorzien van 10°° nylon, meer wil de eigenaar/ bouwer hier niet op hebben. Het nylon is ook eigen aan het Schreineriaanse gedachtengoed, en eigenlijk ga ik daar niet ten volle in mee, toch niet bij het spinvissen. Uit respect voor de hengel en zijn bouwer, ga ik er in ieder geval toch met die nylon aan de slag.

Om de werpeigenschappen van de vlieg en de hengel wat te testen begin ik te gooien zonder enig extra gewicht. Enkel de ingebonden goudkop vormt, naast het dunne staaldraadje, het werpgewicht. Mijn eerste worp is gelijk al een verkeerde. Ik dacht stevig te moeten inzetten om de overkant van de sloot te halen, maar de inschatting was dus verkeerd. De worp gaat veel verder dan verwacht, en mijn vlieg zit al vast in het lis aan de overkant.

Opnieuw heeft het hengeltje me positief verwonderd, of is het die gesloten-tijd-vlieg die zich zo goed laat werpen? Beheerst probeer ik de vlieg los te trekken, en ondertussen regel ik de slip van het molentje nog wat bij. De hengel gaat mooi vol in zijn curve op deze 10°°. Ik geniet al bij voorbaat van wat gaat gebeuren tijdens de dril van een knappe baars!

Bladlood

Bij het binnen spinnen van de volgende worp, ga ik na hoe snel ik minimum moet draaien om het porpellertje te laten tollen. Dat is echt veel en veel trager dan met eender welke spinner het geval is. Op gang tikken is niet nodig, want het schroefblad komt direct op dreef. Na een paar worpen wordt wel duidelijk dat ik te weinig diep vis, een extra gewicht is nodig.

Ik knijp wat bladlood op het begin van de staaldraad. In tegenstelling tot het nylon heeft de staaldraad geen last van verzwakking hierdoor. Bladlood vind ik handig, omdat je perfect kunt doseren, en het achteraf ook prima te recupereren is, zodat het uit de natuur blijft. Meer en meer gebruik ik nu echter ook hiervoor de loodvrije super soft shots van Dunsmore.

Dieper

Naast het feit dat ze beter zijn voor het milieu, hebben deze hagels ook het voordeel dat ze minder gemakkelijk loskomen tijdens het vissen. Het materiaal is toch wat minder zacht dan lood, maar met een tangetje kan je de hagels wel erg stevig vastzetten. Het werpen gaat nu natuurlijk nog een stuk gemakkelijker.

Nu ik dieper kan vissen, heb ik wat meer vertrouwen in de visserij. Een eerste tikje wordt gemist, maar wat verder is het raak. De eerste ‘gesloten-tijd-vlieg-baars’ is een feit.

De eerste gesloten-tijd-vlieg-baars is een feit…

De baars zit nog wel een aantal jaar verwijderd van het specimenformaat, maar dat maakt de peuteraar in mij niet veel uit. Ik wil nog. Wat verderop spot ik ringen van voorn in de oppervlakte. Daar zit wel vaker baars tussen, dus het schooltje vormt mijn richtpunt. Al snel haak ik iets. De gouden schim van de wegschietende vis lijkt me eerder een ruisvoorn te zijn. Spetterend komt hij boven, maar schiet dan los. Het was duidelijk een rooie ruiser. Tof dat ik hier ook voorn zal kunnen op vangen! Het zou later die dag ook nog blijken. Zeker de kleinste versie wordt ook door voorns gewild…