DAAN WINTEIN – “Is de Noordzee leeggevist” blokletterden de Belgische krant De Standaard en verscheidene andere nieuwsmedia op 5 februari. Genoeg om ons als recreatieve vissers zorgen te maken en dit artikel eens grondig door te nemen en te analyseren.

Een van de hoofdoorzaken waarnaar in deze stukken wordt verwezen, is een van de nieuwste technieken in de beroepsvisserij, de zogenaamde “flyshoot”. Deze oorspronkelijk uit Denemarken afkomstige manier van vissen werd aanvankelijk als erg duurzaam bestempeld, maar is sedertdien dermate doorgegroeid (in de zin van grotere netten en vangstgebieden), dat ze stilaan een bedreiging vorm voor de biomassa van hoofdzakelijk niet-gequoteerde soorten als zeekat, pijlinktvis en rode mul.

Dat zijn niet meteen de soorten waar wij als recreatieve visser van wakker liggen. Maar ook andere soorten hebben het hoe langer hoe moeilijker. Kabeljauw is al enkele jaren aan een nooit eerder vertoonde terugval bezig. Ook tong doet het de twee laatste zomers niet goed meer. Zeebaars lijkt voorlopig nog bezig aan een voorzichtig herstel, maar vergeet niet dat deze soort enige jaren terug een absoluut dieptepunt kende. Het gaat dus zeker niet goed, dat is een feit. Maar daarom uitroepen dat de Noordzee leeggevist is, zoals ook in het recentste nummer van Het Visserijblad van de milieugroep “Climaxi” wordt beweerd, is wel heel erg kort door de bocht.

 

Behalve de flyshooters wordt ook de sportvisserij in het artikel genoemd als een van de boosdoeners. De meest opvallende bewering in deze berichtgeving vond ik de volgende: “die duizenden hobbyvissers die op de Noordzee met hengels zeebaars vangen, hebben ook een aanzienlijke impact op de populaties”. Kijk, als zoiets beweerd wordt, dan gaan gegarandeerd de poppen aan het dansen en volgt er op de sociale media logischerwijze een lawine aan verontwaardiging. Alsof wij, recreatieve vissers, medeverantwoordelijk zouden zijn voor de achteruitgang of de roofbouw op de visbestanden! Wie dat beweerd is ofwel een naïef kieken ofwel te kwader trouw.

Het is immers aantoonbaar onwaar! Sinds 2017 wordt door het VLIZ (Vlaams Instituut van de Zee) en het ILVO-onderzoek gedaan naar de vangsten door sportvissers. Via duizenden vangstlogboeken van recreatieve vissers werd inmiddels een meer jaarlijkse datareeks opgesteld van de voornaamste soorten die te vangen zijn langsheen de Belgische kust, zowel vanaf de kant als van op de kleine sportvisboten.

Uit een beleid informerende nota van juli 2022 (ISSN nummer 2295-7464 – Verleye, T.J.) citeer ik de volgende conclusie: “Op jaarbasis fluctueerde het relatieve belang van de recreatieve aanvoer tussen de 4.1% (2020) en 5.1% (2018)” van de totale aanvoer van visserijproducten  uit het Belgische deel van de Noordzee. Dat is dus slechts een heel klein gedeelte – heel wat anders dan die “aanzienlijke impact op de populaties” die men ons in de schoenen probeert te schuiven. Ik vroeg Hans Polet, wetenschappelijk directeur van de mariene tak van het Vlaams Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), om wat context te geven bij die uitspraak. Hij relativeert wat in de media verschenen is.

Het is onbetwistbaar dat iedere vangst, hoe klein of divers ook, een impact heeft op de stocks, stelt hij, maar de formulering een “aanzienlijke impact” is misschien wel (heel) wat overdreven. Dat is al helemaal het geval gezien de recreatieve vangst van specifiek zeebaars sinds 2015 strikt gereglementeerd en beperkt is, met tot op vandaag maximum twee stuks per dag. Die achteruitgang van het bestand kan dus niet door ons komen. Ook wat kabeljauw betreft, intussen minder relevant, is de vangst beperkt tot 15 kilogram per dag. En wees er maar zeker van dat hierop streng gecontroleerd wordt met fikse boetes voor eventuele overtreders!

Conclusie: Het moge duidelijk zijn dat wij als recreatieve vissers niets meer dan de kruimels eten van de rijkelijk gevulde tafel die de Noordzee gelukkig nog altijd wel is. Het wordt dan ook hoog tijd dat men stopt met ons mee te betrekken in dat soort berichtgeving en doemdenken.