In Beet – Rovers april beschreef onze witvisfluisteraar Jan van Schendel hoe hij zijn maden, pinkies en casters wedstrijdklaar maakt. Helaas is door een fout een deel van de tekst weggevallen. Om dat recht te zetten plaatsen we het artikel nu in twee delen online. In deel 2 beschrijft Jan dode maden, drijvende maden en casters.
Maden doden – hoe doe je dat?
In Nederland zie je vaak dat maden met name als haakaas worden gebruikt en dat pinkies meer als voer worden ingezet. Daarachter schuilt waarschijnlijk het principe van ‘de grote hap moet aan de haak hangen’. Op zich is daar niks mis mee, maar maden kunnen ook prima gebruikt worden in/als lokaas en pinkies kunnen een fantastisch haakaas zijn. Vooral als de te vangen vissen klein van stuk zijn.
Een probleem dat je met maden en pinken kunt hebben is dat ze wegkruipen in een zachte bodem en daardoor onvindbaar worden voor de vissen. Om dit probleem te verhelpen is het in mijn ogen het best om de maden en/of pinken eerst dood te maken voor ze te voeren. Er zijn verschillende manieren waarop je dit kunt doen. Zeker, je kunt ze invriezen. Als ze ontdooien krijgen ze alleen vrijwel meteen een bruine kleur… Niet ideaal dus.
Wat ik met afstand de beste manier vind is de volgende:
Het grote voordeel bij een dode made of pinkie is dat de kans op een dubbel over de weerhaak geschoven haakaas, en daardoor een verspeelde vis, vele malen kleiner is. Bovendien zien steeds meer vissers het voordeel van weerhaakloze haken bij het vissen op grote en sterke vissen. Het haakaas wordt veel minder beschadigd dan op een haak met weerhaak en bovendien blijft het wondje van een weerhaakloze haak veel kleiner in de vissenbek en juist ook dat kan voorkomen dat de vis wordt verspeeld.
Drijvende maden
Er zijn enkele kleine visserstrucjes die ervoor zorgen dat je onder verschillende bijzondere omstandigheden toch maximaal effectief kan vissen. De belangrijkste daarvan is absoluut het vissen met drijvende maden boven een vuile bodem.
Het is heel simpel om een made drijvend te maken. De eerste vereiste is dat de made vers moet zijn. Voor drijvende maden heb je tevens een aangepaste madendoos en bijbehorende deksel nodig. Die laatst genoemde offer je op: je knipt de binnenste helft er uit. Een deksel met een centraal gat dus. Daarna zet je een kleine hoeveelheid maden in de madendoos en zet die zo waterpas mogelijk weg. Je overgiet de maden met een kleine hoeveelheid water, precies zoveel dat de maden half in het water en half boven water kruipen. Even laten staan en klaar is kees.
Je zult zien dat de maden wat van het water en ook wat lucht opnemen. De maden-maag zal namelijk groter worden. Even een ‘proefmade’ in het water gooien; zodra je ziet dat die blijft drijven, dan zijn de andere maden klaar voor gebruik. Het drijfvermogen van de maden zal groter zijn of gelijk aan het gewicht van de gebruikte haak. Zo kan je ervoor zorgen dat het haakaas net boven de met rotzooi besmeurde wordt aangeboden in plaats van dat het aas tussen bijvoorbeeld wier of bladeren verdwijnt.
Casters maken
Maden verpoppen op een gegeven moment. Ze kruipen weg van het licht en krimpen samen. Eerst zijn ze nog wit gekleurd en daarna worden ze (in de open lucht) steeds donkerder bruin. Een andere naam voor zo’n madenpop is caster. Nou, die casters zijn zo ongeveer het beste aas voor bijna alle vissoorten die we hier kunnen bevissen.
Je kunt het je nu niet meer voorstellen, maar ik weet nog dat casters als aas totaal onbekend waren. Tegenwoordig zijn ze absoluut niet meer weg te denken in het aas arsenaal van iedere witvisser. Verreweg de meeste vissers kopen hun casters en daarmee is ook zeker niks mis.
Degenen die wel hun casters zelf willen maken hebben daarvoor nodig: een ruime bak, een passende 3 en een 4 mm zeef en ook wat fijn zaagsel. Daarnaast heb je goede maden nodig die ook echt verpoppen. Er zijn tegenwoordig namelijk ook veel zogenaamde bewaarmaden verkrijgbaar en dat zijn larven van weer een andere vliegensoort. Die verpoppen amper of nooit en zijn als castermaden totaal ongeschikt!
Het beste is om de maden te kopen wanneer ze nog vers zijn. Daarna simpelweg de maden tweemaal of zelfs drie keer per dag over de zeef laten kruipen, nadat je eerst wat fijn licht bevochtigd zaagsel aan de maden hebt toegevoegd. Ook al verpoppen de maden nog niet, toch moet je ze iedere dag zeven. Zo verwijder je alle ‘zwakke broeders’ voordat de maden beginnen te verpoppen. Verder is het heel simpel. De casters blijven op de zeef liggen en die bewaar je in een afgesloten plastic zak in de koelkast. De casters moeten niet door de mazen van de zeef vallen. Omdat maden niet altijd dezelfde grootte hebben, is soms een 3 mm en dan weer een 4 mm zeef beter geschikt.
In dit artikel heb ik alleen nog mijn licht over maden laten schijnen, maar er zijn natuurlijk nog tal van andere voor witvissers interessante aassoorten. Geen zorgen, die worden heus niet vergeten! In een vervolgartikel zal ik de nog resterende aassoorten behandelen.
Koelkast
Misschien is het niet haalbaar voor iedereen om een koelkast speciaal en alleen voor het visaas te kopen en gebruiken, hoewel… Waarom eigenlijk niet? Een tweedehands koelkastje hoeft helemaal niet veel te kosten en verbruikt veel minder stroom dan menigeen denkt. Als je nagaat dat de meeste aassoorten die we gebruiken niet zo goedkoop zijn, dan is het die investering eigenlijk best wel waard. Onder de streep ben je op lange termijn wellicht voordeliger uit. En alleen met een koelkast kun je jouw aas zo lang mogelijk vers houden.
Lees ook:
 Vissen met brood: een instant topaas