Deze bijdrage verscheen eerder in uitgave no. 89 van Witvis Totaal magazine

MARCEL POMP – “Mas, haal jij de tas uit de auto? Dan brengen wij de hengels en de stoelen alvast naar het water.”  De gele Albatrostas is loeizwaar, maar ik laat me niet kennen. Met vereende krachten sleep ik de heilige tas naar het water.

Het is 1985. Ik ben 13 jaar, krijg net dons onder mijn neus en mag mee met de drie kameraden: Loek, Joop en Pa. De mannen zijn al jaren visvrienden en besloten met hun gezinnen de zomervakantie in Limburg door te brengen. We staan op Vakantiepark Kasteel Ooijen. We bevinden ons in een schitterende omgeving, met niet ver van ons vandaan: een visvijver. Ik heb het even opgezocht op Google maps, maar dat moet de Gubbelsvijver zijn geweest.

Deze vijver is vandaag het viswater. Ik mag mee, maar wel zonder hengel. Dat is geen enkel probleem. Ik ben de enige van de zes vakantiekinderen die mee mocht; de oudste en ik houd van vissen. Ik ben vandaag de uitverkorene.

De drie vrienden zijn competitief, maar op een leuke manier. Beetje bekvechten, de gek met elkaar steken, maar vissen kunnen ze. Er werd in die tijd veel met de vaste stok en deeg gevist. Volgens mij op basis van havermout of bambix. De mannen zijn kampioen deegjes maken en ieder heeft zo z’n eigen ingrediënten. De één heeft kaneel als geheim ingrediënt, de ander bruine basterd suiker. Prachtig. We zitten. Het voer ligt inmiddels op de stekken en ik zit bij Joop. Er verschijnen aasbellen boven zijn voerplek, maar er gebeurt verder nog niks.

Dan is het rumoerig bij Pa. De top van zijn vaste stok staat krom. Een vis maakt het Pa behoorlijk moeilijk en deze heeft geen enkele zin om mee te werken. Linksom, rechtsom, dan weer richting riet. Het zweet staat Pa op zijn kop. De lijn staat strak en het duurt vijf minuten voordat we een glimp van een vis kunnen opvangen. Loek staat klaar met het schepnet en fluistert tegen mij dat het een zeelt is. Mijn ogen worden zo groot als schoteltjes. De vis worstelt, draait zich tig keer om z’n as en bonkt. Pa krijgt het benauwd. Ik zie dat mijn vader het moeilijk heeft, maar net als de vis weer een run wil geven, schept Loek de vis.

Ik ben sprakeloos. Op het gras licht een olijfgroene vis met robijnrode ogen. Deze vissoort heb ik nog nooit gezien. Een zeelt. Wat een krachtpatser. Wat een schitterende vis. Een zeelt die me nog lang zal heugen.

GROTE ZEELTEN

Het is ruim 20 jaar later en ik heb mijn hobby vissen weer opgepakt. Tijd en andere interesses hebben me van mijn vroegere hobby onthouden, maar eens een visser, altijd een visser. De vaste stok wordt uit de kast gehaald en ik vang volop brasem en voorn. Dan sla ik een zeelt aan de haak en ervaar opnieuw hoe sterk deze vis is.

Eénenvijftig centimeter schoon aan de haak en ik vraag me af hoe groot deze zeelten wel niet kunnen worden. Ik lees in de bladen dat zeelten van 50 cm tot de grote vissen behoren, maar dat een 60’er toch wel het summum is. Het is het startschot van mijn jacht op grote zeelt. Ik ben hooked. De olijfgroene rakker heeft me volledig in de greep en ik verzamel alles wat er op internet te vinden is over deze vis.

Het gericht vissen op zeelt wil echter maar niet vlotten. Ik vang brasem bij de vleet, maar zeelten vangen ‘ho maar’. Ik moet op zoek naar water met een goed zeeltbestand en beland zo aan Naarden Vesting. Daar begint mijn jacht op ‘Tinca tinca’ en weet ze in die tijd tot 55 cm te vangen.

Het virus heb ik van mijn vader…

Toch ben ik niet tevreden. Ik begin vissen te dubbelen, stoor me aan de drukte en ik kom in gesprek met een karpervisser die nog een water weet waar zeelten zwemmen. Ik verkas en richt me op het nieuwe water en al gauw weet ik ook daar zeelt te vangen. De vaste stok is inmiddels ingeruild voor twee lichte karperhengels van zo’n 1,5 pond en ik vis met lichte loodjes en karpersysteempjes.

De gedachte hierachter is dat ik nu me twee hengels vis en zo mijn kansen groter acht en dat blijkt goed uit te pakken. De maden en maïs op de haak hebben plaatsgemaakt voor miniboilies en kikkererwten en ik merk dat de zeelten hier zeer goed op reageren. Ik vang zelfs aantallen van vijf tot 10 vissen in een sessie. Vooral de zoete boilies lijken de vissen lekker te vinden en zo lukt het me zeer gericht op deze zoetwatervis te vissen. Dit resulteert uiteindelijk in een vis van 57 cm en ik ben de koning te rijk.

SPECIMENHUNTERS

Maar dan begint het opnieuw te knagen. De 60’er spookt weer door mijn hoofd en het lukt me maar niet om deze grote vis te strikken. Dan krijg ik de website www.tenchfishers.com in het vizier en word ik lid van de grote zeeltvissersclub van Engeland. Ik krijg foto’s te zien van gigantische zeelten van 3, 4, 5 en soms 6 kilo. Mijn hart slaat over van deze mammoeten onder de zeelten en ik vraag me af hoe lang deze vissen wel niet zijn.

Aangezien in Engeland alleen het gewicht telt, moet ik er specifiek naar vragen en ik krijg te horen dat deze grote zeelten tussen 55 en de 70 cm zitten. Maar dat is in Engeland niet belangrijk, krijg ik te horen. Als je toch op zoek bent naar een grote zeelt, dan moet je op zoek naar een 10 ponder, wordt me verteld. “It’s the pounds that counts…”

Nou moet ik wel vertellen dat een Engelse pond (libra pound) niet helemaal overeenkomt met de 500 gram die wij in Nederland kennen. Een 10 ponder is in Engeland dus een vis van 4,53 kilogram en die wordt dan ook een ‘Double’ genoemd. Ik peins en begeef me inmiddels in de wereld van de specimenhunters.
Een nieuwe missie is geboren. Niet alleen ben ik nu op zoek naar een 60 cm zeelt. Nee, ik ben tevens op zoek naar een ‘Double’ en heb meteen een tweede uitdaging.

Er worden Engelse boeken gekocht om mijn kennis te verrijken en ik ben inmiddels eigenaar van de Bijbel onder de zeeltboeken: ‘A time for Tench’ van Chris Turnbull. Ondertussen ben ik op het internet de specimenhunter Rob H. tegengekomen. We mailen en blijken dezelfde passie te hebben. Zeeltvissen. Vervolgens worden er foto’s uitgewisseld. Wanneer Rob mij foto’s stuurt van diverse zeelten van 60 cm plus en ruim vier kilo, vallen mijn ogen weer uit mijn oogkassen.

De inzet van twee lichte karperstokken betekent een sprong vooruit.

Rob vertelt mij dat ik het moet zoeken op wateren die bevist worden door karpervissers. Op deze wateren wordt zoveel gevoerd dat zelfs de brasems en zeelten zich te goed doen aan de eiwitrijke boilies die karpervissers er voeren. Het effect is dat er op die wateren enorme witvissen zwemmen. Zeelten en brasems van buitenproportionele afmetingen.

Ik heb de aanwijzingen opgeslagen en wijk uit naar karperwater. Ik bevis verschillende wateren en vang na negen sessies een zeelt van 57 cm lang en 3,2 kg zwaar. Ik sta perplex, want ik evenaar meteen mijn PR en dat met de eerste vis die ik vang op een karperwater. Dit smaakt naar meer en ik zet mijn tanden er goed in, maar ik word al gauw teleurgesteld

“Ik lees alles wat ik kan vinden over mijn favoriete vissoort.”

MADEN…

Na vier sessies zonder noemenswaar-dige vissen (ik vang voornamelijk brasem van een aardig formaat), zakt me de moed me in de schoenen en verkas ik naar een nieuw karperwater. Ik raak met wat karpervissers aan de praat en krijg nauwelijks informatie. Maar wanneer ik vervolgens vertel dat ik op zoek ben naar grote zeelt, komen de verhalen los. Kennelijk zien ze me nu niet meer als concurrentie en zijn ze ineens heel vriendelijk.

Ik krijg te horen dat ik goed zit. Dat ze vaak als bijvangst gevangen worden. Er zwemmen hier hele grote zeelten van wel 60 cm en wel 5 kilo. Tevens krijg ik te horen waar ze zo nu en dan mee gevangen worden. Zoete boilies. Ik kan mijn geluk niet op, begin met het uitpeilen van het water en vis met zoete boilies. Ondertussen droom ik van mooie 60’ers en de vijf kilo vissen die straks in mijn net liggen. Maar net als bij het vorige karperwa-ter krijg ik de eerste drie sessies geen tik. Ja, lijnzwemmers zat, maar er gebeurt verder helemaal niks.

Met de staart tussen de benen ga ik naar huis en twijfel. Ik pieker over mijn montages. Ik pieker over mijn aas. Ik pieker over het water. Ik heb het zelfvertrouwen van een voerkorf, niks is goed.

Op zoek naar een ‘Double’…

Wanneer ik de Bijbel van Chris Turnbull weer eens opensla en de grote zeelten voorbij zie fladderen op de pagina’s, begint me iets te dagen. Alle specimenhunters uit dit boek zweren bij maden. Natuurlijk zijn boilies ook goed, maar bij iedere specimenhunter staan de maden als aas op nummer één. Ik besluit mijn tactiek te wijzigen, laat speciale Drennan Bolt rig Maggot feeders uit Engeland komen en begin weer op het karperwater waar ik ben gestopt.

De eerst volgende sessie val ik meteen met mijn neus in de boter. In de vier uur die ik vis vang ik vier prachtige zeelten van 56, 50, 55 en 54 centimeter. Niets bijzonders zou je zeggen, maar op de 50’er na zijn de vissen allemaal boven de drie kilogram, waarvan de 56’er 3,64 kg weegt. Wauw!

Nu moet je als zeeltleek even weten dat het gemiddelde gewicht van een Nederlandse zeelt zo rond de twee kilogram ligt. Snap je nu waarom ik zou blij ben?

Ik zit goed; ik ben helemaal in mijn nopjes en ik zet door. De maden werken hier prima, maar niet elke sessie en ik experimenteer nog wat met mijn montages. Ik vang zo nu en dan een vis, maar het houdt niet over en ik blijf mijn montages voortdurend verder finetunen. Nieuwe madenkorven en helicoptersysteempjes uit het boek van Chris worden ingezet. Ik test met allerlei soorten aas. Van kikkererwten en boilies, tot maïs en natuurlijk maden.

Dan gebeurt er iets waarvan ik al zolang gedroomd heb. Mijn beetverklikker gaat heel langzaam omhoog en als een gebeten hond pak ik de hengel. Normaal gesproken voel ik meteen of het een zeelt is, maar het karakteristieke bonken van de vis is er niet. De vis zwemt zich een breuk en het duurt even voordat ze langs de kant komt. Met een snelle haal verdwijnt ze in het net en nog steeds heb ik haar niet gezien.

A DOUBLE…

Wanneer het net op de kant ligt en ik de vis onder ogen krijg, schrik ik. Voor me ligt een kapitale zeelt. Met behulp van een karpervisser wordt de vis twee keer gemeten en gewogen. In mijn handen ligt een zeelt van 4,76 kg zwaar en 58 cm lang. Naar Engelse maatstaven een vis van 10lb 7 oz en dus een onvervalste ‘Double’. Wauw!

Mijn eerste missie is geslaagd en ik ben zo blij als een kind. Ik vang die dag helemaal niks meer, maar dat deert me niet en ik ga naar huis. Mission accomplished. Het vissen op grote zeelt kan dus wel degelijk. Er is momenteel een klein groepje in Nederland dat deze tak van visserij beoefend, maar dat begint aardig te groeien. Mede dankzij de Nederlandse Facebookgroep die zich de Tincahunters noemt, krijgt deze kleine karperachtige met de rode ogen tegenwoordig de aandacht die het verdient. Want wat is dit een prachtige sportvis! In mijn ogen vaak een vergeten vis. De zeelt.