Vliegvissen is een beetje een buitenbeentje binnen de sportvisserij. Vliegvissers worden nogwel eens weggezet als elitair en aanstellerig. Maar vliegvissen is veel meer dan dat. Jeroen Schoondergang legt uit waarom hij verslingerd is aan het spelletje van het juist presenteren en vissen van een bijna gewichtloos aasje. Hij vindt vliegvissen soms minstens net zo effectief als traditionele methoden.

Ik herinner me de blikken nog op de trailerhelling van de Brouwersdam, eind jaren ’70. We waren net een paar jaar bezig met onze eigen boot. Bij het inladen na het traileren, haalden we de visspullen uit de auto. De lichte spinstokken met kunstaas leverden al gefronste wenkbrauwen op. Toen ik ook nog een vliegenhengel uit de achterbak van de auto toverde, kon één van de toeschouwers zich niet inhouden. “Er zit hier geen forel hoor, dus die zweephengel hoef je niet mee te nemen.”

Er is de laatste veertig jaar veel veranderd in de sportviswereld. Maar de combinatie vliegenhengel en zoutwater wordt door reguliere vissers nog steeds als iets eigenaardigs gezien. Een aantal keren is het me wel op de man af gevraagd: “waarom een vliegenhengel? Dat is toch veel te omslachtig, te veel gedoe? Of vind je dat leuk, dat zwaaien met zo’n hengel om dan niets te vangen?”
Of ik het leuk vind? Absoluut. Of ik het leuk vind om niets te vangen? Absoluut niet. Ik hoor tot het groepje vissers dat zich er niet voor schaamt hardop te zeggen dat het vangen van vis toch wel de belangrijkste reden is waarom ik vis. Dat ik daarnaast ook nog eens 99% van de tijd met de vliegenhengel vis, maakt niets uit.

Net als andere vissers moet ik veel vertrouwen hebben in het materiaal dat ik op dat moment in mijn handen heb. Vliegvissen op zee is effectief, wanneer je het -net als andere technieken- op het juiste moment en op de juiste manier inzet. Ik wil zelfs zo ver gaan dat je met vliegvissen soms vissen kunt vangen die natuurlijk en kunstaas aan zich voorbij laten gaan. Hoe dat in elkaar zit leg ik verderop uit.

MAKREEL: DE GARANTIEVIS

Ik ben er bijna zeker van dat de eerste vis die in Nederlands zoutwater aan de vlieg werd gevangen, een makreel was. Makrelen lenen zich nou eenmaal erg goed voor de vliegvisserij In de zomermaanden zijn zij (hoewel dat wel iets minder lijkt te worden) in grote scholen langs onze kust aanwezig. En zie je makreel, dan kun je er eigenlijk wel zeker van zijn dat ze trek hebben.
Een boot is vaak erg handig om actie van makreel te vinden, maar niet altijd nodig. Om ze vanaf de kant te vinden is de juiste plek in combinatie met het juiste moment (getij) cruciaal. Ik houd als stelregel aan dat makrelen nooit te ver van open zee afdwalen en dat ze ruim aanwezige voedselbronnen volgen, zoals kleine aasvis en garnalen. Havenhoofden zijn ideaal, als je dichtbij het water
kunt komen. Dat geldt ook voor dammen langs en in scheepvaartkanalen, de hoofden van pieren en de ingang van havens die direct aan zee liggen. Makreel is minder tolerant voor brak water, dan bijvoorbeeld zeebaars en fint. Het komt dus bijna niet voor (naar mijn ervaring) dat je makreel ver stroomopwaarts aantreft in scheepvaartkanalen als de Nieuwe Waterweg en het Noordzeekanaal.

HELDER WATER
Makrelen houden van stroming en meestal ook van helder water. Voor de kantvisser betekent dit doorgaans dat opkomend tij meer kansen biedt dan afgaand. Vooral in periodes dat rivieren veel water bevatten, komt er tijdens afgaand water vaak gekleurd water mee. Opkomend water neemt niet alleen helderder water van open zee mee, de kans op scholen aasvis onder de kant is ook groter. Makrelen zullen zich niet zo snel op grote prooien storten. Ze hebben een zeer zachte en kwetsbare bek, die slecht kan tegen een gevecht met een tegenstribbelende prooi. Daarom volgen ze graag scholen jonge sprot of haring, vliegen van een centimeter of vier tot zes zijn dan ideaal.

INTERESSANT? | LEES HET HELE ARTIKEL IN ZEEHENGELSPORT 372.

 

NU IN DE WINKEL OF NEEM EEN VOORDELIG JAARABONNEMENT