DEEL 5 | 21 t/m 30

21 – Stealth vissen

Op zoek naar voedsel begeven graskarpers zich niet zelden in de kleinste zijslootjes, slootjes van soms nog geen meter breed! Om ze daar te vangen valt vaak niet mee en wordt er veel gevraagd van de ‘stealth’ kwaliteiten van de visser. Haak je een vis dan kan de vis maar een ding doen, zo ver mogelijk naar rechts of naar links zwemmen, waarbij natuurlijk het hele slootje op de kop wordt gezet en je een verder vangst daar wel kunt vergeten. Dat geldt ook als je een vis onverhoeds toch verschrikt!

22- Goudgeel voertapijt

Zie je geen graskarpers in de oppervlakte omdat het bijvoorbeeld waait of je op dieper water vist, dan kun je ze ook heel goed aan het azen krijgen op de bodem. Graskarpers zijn echte zicht-azers en goudgele maïs (eventueel gemengd met duivenvoer) is en blijft een prima graskarperlokker. Wel minimaal een dag laten weken en 20 minuten koken (en liefst daarna nog een dag of wat laten staan in het kookvocht). Een groep grote graskarpers weet wel raad met zo’n geel tapijt. Vis er met een pop-up op; een paar korrels ma met een stukje geel foam er boven, een paar drijvende imitatie maisjes of een felgele (fluoro) pop-up boilie.

23 – Afkoeling

Op snikhete en windstille dagen is het slecht vissen vangen. De karpers zie je wel hangen onder de waterspiegel, maar azen doen ze nauwelijks. Het gedaalde zuurstofgehalte is de boosdoener van de inactiviteit. De karpers zijn lamgeslagen door de warmte. Pas als het flink gaat waaien en er een buitje regen valt wordt het drijfvoer weer gretig gepakt. Tijdens warme zomerse perioden zijn juist de koelere dagen met wat regen dikwijls zeer goede visdagen.

24 – Regen en uitstroming

In ons regenlandje doen talloze gemalen hun best om ons niet te laten verzuipen. Gemalen, groot en klein, laten het water vanuit polders, kanalen en boezemwater op gezette tijden stromen richting de uitwegen naar zee en IJsselmeer. Het zijn de uitstromende gemalen die na hevige regenval trekpleisters vormen voor groepen karpers. Maak een route langs de gemalen in een straal van pakweg 10 kilometer om je woonplaats. Voer ze ’s morgens aan en vis deze hotspots om de beurt af. Penvissend langs de uitstroming zijn hier in de regen vangfeesten te beleven.

25 – Overstorten

Stads- of cultuurwateren die doorstroming naar boezemwater kennen, worden bij zware regenval gebruikt om overtollig regenwater via overstortbuizen te lozen. Doorgaans zit dit overstortwater vol met micro organismen. Karpers zijn verzot op deze piepkleine diertjes. Zodra de overstort in werking treedt zijn de karpers hier razendsnel bij. Zorg dat je deze plekken in je water kent en houd ze scherp in de gaten. Begint het water voor zo’n buis te wervelen, dan gauw wat los voer erbij. Een uurtje wachten en dan met je pen erop. Het kan je dag maken! De overstort kan in de zomer ook weleens voor vissterfte, of  visflauwte zorgen. Dit, aangezien het uitstomende water licht vervuild en zuurstofarm is…

26 – Zomertijgers

Tijgernoten heten het zomeraas bij uitstek te zijn. Ik kan daar een heel eind in meegaan. Karpers kunnen werkelijk verzot raken op tijgers, elke keer weer. Voor het penvissen vormen tijgers een ideaal voer en aas. Vooral in combinatie met een beetje kiemende hennep. Wanneer je onder je eigen kant vist met een pen of een loodje, voer de tijgers dan eens alsof het peper dure boilies zijn. Strooi ze nu eens niet op een hoopje, maar stuk voor stuk verspreid over een paar vierkante meter. Gebruik liever kleine nootjes dan de grote. Bijt de grote door en presenteer dan een of twee halve en gekauwde nootjes op een dunne hair van 8/00 nylon. Gevist aan een haakmaatje 10. En zie wat er van komt.

27 – Particlebom

Doe eens gek, iets wat de karper niet gewend is. Zoals een paar volle emmers gekookte duivenvoer over een strook water van 10 meter uitstrooien. Zelf zoek ik dan zo’n voerbomplek in een gebied van het water waar niet veel gevist wordt. Bij voorkeur een monotoon en saai stuk. Een stuk zonder rietkragen, overhangende takken, losse paaltjes of andere gekende idyllische karpertrekkers. Hoe eenzijdiger hoe beter. Daar voer ik ’s avonds laat weleens stiekem in een keer 25 kilo duivenvoer (mais, erwten, zaden en hennep). Ik strooi de particles vrij compact tot een paar meter uit de kant en dat over een strook van 10 meter oeverlengte. De volgende ochtend ga ik daar dan vroeg met een pennetje of een loodje op vissen… Probeer maar eens, deze zomer. Grote kans dat je compleet ‘lamgedrild’ huiswaarts keert.

28 – Wierharken

Ooit weleens de bodem van dat vuilhoekje in de poldervaart, parkvijver of van welke sloot ook met een hark omgewoeld? Enig idee wat er dan daar gebeurt? Dat het water terplekke zwart kleurt van de bagger, dat het gaat stinken van de bagger, dat daar een waarachtige hoeveelheid natuurlijke voedsel vrijkomt waarop in een mum van tijd een heleboel vis op afkomt. En dat de karpers op zo’n omgewoelde plek binnen kort tijdbestek gaan domineren. En dat die karpers door fanatiek gaan azen, heel fanatiek gaan azen… In ons jaarlijks helderder wordend water krijgen we vaker te maken met overmatige wiergroei. Vooral op plekken waar karpers graag komen, loont het de moeite om deze plekken wier vrij te maken en wier vrij te houden. Zwembroek aan, het water in en harken maar. Breng het wier meteen naar de kant. Een klus waar je spierballen van krijgt. Het effect van zo’n schoongemaakte plek en omgewoelde bodem laat zich dubbel en dwars uitbetalen. Door sommige wierexperts wordt gezegd dat zolang je dagelijks daar blijft voeren met hennep, de plek wier vrij wordt gehouden door azende karpers…

29 – Wokkelen

Gewoon midden in het wier vissen, kan ook. Het wier mag dan niet tot aan de waterspiegel zijn gegroeid, maar een stuk in het wier vissen dat tot half water staat is zeker lucratief, zo heb ik vorig jaar ontdekt. De karpers hangen, zwemmen en azen ook gewoon in het wier. Ze zullen wel moeten. Dus wat zou het om er dan ook maar gewoon een boilie in te vissen? Ik had er succes met een witte zwevende boilie, aan een soepele onderlijn van 40 cm en een pittig loodje. Om de haak na de ingooi te vrijwaren van wier, prikte ik deze vol met pva wokkels. De wokkels lossen in een vloek en een zucht op en de haak en aas staan mooi vrij tussen de planten. Hapklaar voor de vette biggen.

30 – Onderaan het talud

Door de stijgende watertemperatuur en het zakken van de koude spronglaag, wordt het diepere water in onze plassen interessanter voor karpers. Bevonden de karpers zich tijdens het voorjaar vooral in de ondiepe uitlopers, de randen en oeverzones van de plassen, vanaf juli zwemmen ze ook weer onder de taluds, op zes tot twaalf meter diepte. In augustus zakken de karpers naar nog dieper water af. Aan de andere kant trekken karpers ook de ondiepe slotenstelsels in waar amper 60 cm water staat. Ondiep water dat in open verbinding staat met dat grote en diepe water. Kennelijk is de ene karper de andere niet. ’s Zomers is er voor ieder wat wils. Houd het achterland met de slootjes en de kommetjes goed in de gaten en zet de zakken honden- of kattenbrokken maar klaar.

ALLES LEZEN | ZOMERSE KARPERTIPS