GERARD SCHAAF – Pling, een mailtje in de redactie-inbox. Het is Gerard, met weer een heerlijk stukje tekst. De foto’s komen steevast via zijn dochter, want die assisteert met de technologische kennis. Naast de tekst komen er wat zip-bestanden binnen, en we kunnen weer aan het werk. Wij worden er altijd heel blij van als Gerard wat aanlevert. Pure verhalen, van zijn beslommeringen rondom de hoofdstad en het achterland. We hebben weer ons best gedaan om het voor jullie op papier te drukken, geniet ervan!
Eindelijk schijnt de zon. De lente staat vooralsnog in het teken van regen en wind. Mopperen mag ik niet. Aan het vrije en open water vind ik een stek waar ik een flinke serie fraaie ‘projectspiegels’ te pakken krijg. Ondanks de hoofdbrekens over de alles vernietigende mosselbank aldaar, doet het me een beetje zeer deze vangplek te verlaten.
De kip met gouden eieren mag je echter niet slachten. Door de uitbundige zonneschijn heb ik een reden om mijn zinnen te verzetten, even wat anders uitproberen in de paaigebieden. Door de aankomende weersverandering wil ik me richten op het struinen. Actief zoekend vissen naar karpers.
De omliggende ondiepe wateren verleiden mijn struininstinct. Scharrelen langs de kant met de pen. Drijven met de korst, zweven met vlok en worm. Gaan met die stok, tussen riet en wier. Het weer is ernaar, want eindelijk schijnt de zon. Het zou de vis moeten prikkelen naar het ondiepe te trekken. Naar de zijriviertjes en zijvaarten, daar waar plompen, riet en waterplanten tieren. Daar wil ik nu zijn.
Opvallend is dat ik eind maart/begin april hier in het boezemwater al volop witvis en zeelt heb zien paaien. En dat is toch behoorlijk vroeg bij een watertemperatuur van 12 graden. Vandaag schijnt de zon. Een mengsel van maïs, tijgernoten en hennep gaat over de plekken die ik met de pen wil aandoen. Voeren is een serieuze zaak, waarvan akte. Al dertig jaar lokt deze mix tot mijn volle tevredenheid karpers op de stekken.