Voor veel zoetekunstaasvissers is de gesloten tijd van april tot de laatste zaterdag in mei bij uitstek een periode om eens wat anders te doen. Voor de één is dat een vistrip naar het buitenland, voor een ander de visserij op witvis, karper of zeelt. Wilfred van Nunen gaat in die periode vaak naar het Oostvoornse Meer, om daar te vissen op forel én nog een andere interessante vis: de bot! Lees het in dit artikel uit de Zeehengelsport 363.

Forel en bot…

 

Dit relatief diepe brakwatermeer onder de rook van de Europoort heeft al enkele decennia een magische aantrekkingskracht op met name vliegvissers die het voorzien hebben op de forellen die er jaarlijks worden uitgezet en die, dankzij het rijke voedselaanbod, in rap tempo uitgroeien tot een indrukwekkend formaat. Vanaf de vele strekdammetjes, óf vanuit een bellyboat of kajak is er prachtig te vissen en omdat je er niet met een motorboot op mag, is het er ook heerlijk rustig. Een oase van rust, midden in een industriegebied!

Niet alleen de forel profiteert hier van het voedselaanbod; ook de bot – die hier geen natuurlijke vijanden kent – kan er dankzij de goedgevulde dis uitgroeien tot putdekselformaat. Jammer genoeg zijn er nogal wat (vlieg)vissers die zich wat denigrerend over de bot uitlaten. Sommigen spreken zelfs van een plaag. Nou, dan is het toch wel een plezierige plaag, want mensen, wat heb ik een plezier beleefd aan deze zilte platte rover! Bovendien heeft de bot – die van nature prima gedijt in dit brakke water – als het er op aankomt wel meer bestaansrecht dan de uitgezette forellen… Al zal ik nu voor ‘salmonidenfielen’ wellicht een uiterst gevoelige snaar raken! Veel heb je voor deze visserij niet nodig: een lichte spin- of dropshothengel, een molentje gevuld met dunne Dyneema (plus minus 10/00), een fluorocarbon onderlijn en een handjevol lichte loodkopjes, dropshotloodjes en kleine shadjes. Voilà: met dit gerei kun je je op gaan maken voor een bijzonder vermakelijk dagje!

Kajak, bellyboat…, kaboat!

Natuurlijk kun je net als bij het vissen op forel vanaf de strekdammetjes vissen. Je vist dan echter altijd van diep naar ondiep water en dat betekent, dat het shadje steeds kortere sprongetjes maakt, naarmate je dichter bij de kant komt. Ideaal is dat niet. Bij het kantvissen moet je er tevens rekening mee houden dat je niet zonder waadpak kunt en dat het ook het wat langer kan duren voor je een ‘bottenhotspot’ gelokaliseerd hebt. Het lopen over de strekdammetjes, het waden van dam naar dam, vergt tijd en oplettendheid, omdat de met algen bezette keien spekglad zijn. Daarom alleen al is de inzet van een bellyboat of kajak aan te bevelen. Zelf bezit ik een opblaasbare kaboat, een compromis tussen een kajak en een Zodiac opblaasboot. Dit 16 kilo wegende vaartuigje van één meter breed past opgerold gemakkelijk in de kofferbak van de auto. Het ‘visklaar’ maken is in een wip gebeurd: even met de voetpomp oppompen, bankjes erin, bodempje van triplex erin, peddels bevestigen, spulletjes erin en je kunt het water op! Ik heb het vaartuigje met name aangeschaft om er tijdens de zomervakantie in Zeeland mee op uit te gaan op zeebaars. Er hangt dan een 2.5pk viertaktmotortje aan de spiegel, waarmee ik vlot van stek naar stek kan switchen. Het Oostvoornse Meer is echter verboden terrein voor motorboten, dus kan het motortje lekker thuis blijven. Geen probleem; al peddelend kun je de interessante stekjes binnen afzienbare tijd bereiken.

Een goede plek om de kajak of bellyboat te water te laten is te vinden bij slag Baardmannetje, aan de Noordwesthoek van het Oostvoornse Meer. Rijdend richting Maasvlakte kun je deze afslag niet missen. Je kunt er met de auto tot aan het water rijden. Natuurlijk kun je er ook voor kiezen om één of twee afslagen eerder (Slag Bergeend of slag Stormvogel) te water te gaan, maar dan is het wel handig om een kanokarretje mee te nemen, aangezien je vanaf de parkeerplaatsen nog een stukje moet lopen over kleiachtige grond om bij het water te komen. Op rolletjes is dat prima te doen.

Ankeren

Eenmaal te water hoef je niet lang te peddelen naar de bevisbare stekken. Die liggen namelijk meteen voorbij de strekdammetjes. Op ongeveer 5 tot 20 meter van de strekdammetjes zul je het zicht op de bodem verliezen, ten teken dat je dieper water bereikt. In het vroege voorjaar, als er geen alg in het water zit, kan het water er echt glashelder zijn! Hoewel het niet noodzakelijk is, is een dieptemetertje natuurlijk erg handig. Maar ook zonder dieptemeter kun je vanwege de helderheid van het water de ondiepe platen en de grenzen naar dieper water redelijk eenvoudig lokaliseren. Wanneer ik ongeveer 5 tot 10 meter water onder de kajak heb, laat ik het ankertje zakken. Voor het werpend vissen is dit essentieel. Waarom? Wel, we vissen met lichte loodkopjes van vijf en zeven gram. Driftend is het dan onmogelijk om gecontroleerd bodemcontact te houden en dat is, wil je bot vangen, echt noodzakelijk! Overigens is een bellyboatvisser hier in het voordeel, aangezien deze geen anker nodig heeft, maar gewoon met de flippers een vaste positie kan aanhouden!

 

Driftzak

Op dagen dat er slechts een zwakke wind staat, is het gebruik van een kleine driftzak een goed alternatief. Ik gebruik graag een IKEA-tas die ik met een koord van drie meter lengte aan de kont van de kajak vastbind. Hiermee kan ik de kajak nagenoeg stilleggen. Het wisselen van stek gaat met een drifzak natuurlijk net iets vlotter en lichter dan met een bodemanker. Het mooiste bij het gebruik van een driftzak is, wanneer de wind parallel aan de dammetjes staat waar je langs af wilt driften. Je kunt dan echt heel relaxed een groot gedeelte van het meer uitkammen. En als je dan opeens op een kort stukje getrakteerd wordt op meerderen aanbeten, is een bodemankertje natuurlijk zó uitgelegd, zodat je de stek aan een nauwkeuriger ‘onderzoek’ kunt onderwerpen. Doe dat trouwens maar gerust, want botten zwemmen zelden alleen. Sterker nog: op diverse plekken ving ik op een oppervlakte van zo’n 50 vierkante meter soms wel tien tot vijftien vissen achter elkaar!

 

Shadjes en loodkopjes

Welke softbaits zijn nu geschikt? Op dagen dat de botten stevig azen, zal het niet veel uitmaken. Alles wat beweegt wordt als voedsel beschouwd. Toch blijken de slankere shadjes, slugjes en twistertjes het ’t beste te doen. Goede vangsten boekte ik aan kleine transparante twistertjes van vier tot zes centimeter lang en voorzien van gouden glittertjes. Ook de kleinste versie Komodoshad van Spro, een shad die ik in de grotere maten op het zoete graag inzet op baars en snoekbaars, bleken de gemeen loensende platte rovers bijzonder aantrekkelijk te vinden. Geen wonder; dit shadje is bijzonder soepel en kwispelt al bij de minste beweging. Verder kun je natuurlijk naar hartenlust experimenteren met garnaal- en visimitaties. Wat kleuren betreft: op helder water zoals het Oostvoornse Meer zijn natuurlijke kleurtjes altijd goed. O ja, omdat er van die ieniemienie softbaitjes op de haaksteel worden geschoven, zijn loodkopjes met een loden weerhaak totaal ongeschikt. Dan scheurt het softbaitje geheid uit, waardoor het al snel afgezakt in de haakbocht komt te hangen.

Ik knip overigens van álle loodkoppen, ook bij de allerzwaarste, die loden weerhaken weg. Een shad is dan namelijk véél mooier op de haak te schuiven en met een druppeltje secondelijm is het kunstaas muurvast te zetten. Helemaal ideaal zijn de van een rvs weerhaakje voorziene jigkopjes. Ook op déze kopjes zet ik trouwens het aasje vast met een drupje secondelijm. Dan gaan ze zeker meerdere botten mee!

Tactiek

De tactiek is simpel, maar vraagt wel wat fingerspitzengefühl. Wie bijvoorbeeld gewend is om op platvis te vissen met een strandpook van 4,5 meter, waarmee hij anderhalf ons lood 150 meter de zee in dirigeert, of wie vertrouwd is met het verticalen op gul met 70 grams koppen, zal werpend met 5-grams kopjes in het begin het gevoel hebben in het luchtledige bezig te zijn. Wie echter gewend is om op het binnenwater werpend op baars en snoekbaars te vissen, zal op Oostvoorne het spelletje al gauw genoeg door hebben en waarschijnlijk dan ook al snel op een felle bottenaanbeet getrakteerd worden.

Hoe pakken we het dan aan? Wel, je werpt het kunstaasje richting strekdammetje, sluit de beugel en wacht tot de lijn slap valt. Draai nu de bocht uit de lijn, tik het aasje op, draai ondertussen twee slagen binnen en houd de hengeltop vervolgens stil in de 11-uur-stand. Nu begint het kunstaasje met zijn afdaling en naarmate je met je aasje dichterbij de bellyboat of kajak komt, duren de afzinkpauzes natuurlijk steeds langer. Dat willen we ook juist hebben, want ondertussen hebben de schele platterikken volop de tijd om likkebaardend te loeren naar het vermeende hapje. De vis komt los van de bodem en slokt het aasje op, zodat je een droge ‘tik’ op de hengeltop voelt. Geef nu meteen een ‘tikkie trug’ en je zult merken, dat de vis meestal ook echt gehaakt is. De aanbeten kunnen ongekend fel zijn vanwege optredende voedselnijd.

 

Als er twee of drie (of meer) botten achter een aasje aanzwemmen, dan zal degene die het eerst komt, het eerst malen, nietwaar? Het eerste gevoel na een aanbeet is dat van een plastic zak aan het eind van de lijn, maar als je vervolgens de druk opvoert, dan zal de bot met felle slagen richting bodem fladderen en jou een kromme hengel, zingende molenslip en grijnzende smoel bezorgen. Want, mits met het juiste (lichte) materiaal bevist, knokt de bot centimeter voor centimeter voor wat ie waard is! Exemplaren van 30-35 centimeter zijn heel gewoon, terwijl er met enige regelmaat een echte plaat van 40-plus tussendoor gaat. Het is, zeker onder zonnige omstandigheden, een prachtig gezicht om zo’n fraai getekend zwemmend palet in het heldere water aan de oppervlakte te zien komen om ‘m vervolgens, een forse kolk achterlatend, weer met zijn beste vlinderslag de diepte in te zien schieten!

 

Veiligheid

Voor wie vertrouwd is met de ruwe golven en de stevige stroming waar we op zee vaak mee te maken hebben, zal het Oostvoornse Meer de uitstraling hebben van een rustig plasje. Echter, gezeten in een bellyboat, kajak of kaboat ben je kwetsbaar. Velen zullen gezien hebben hoe Ed Stoop tijdens opnames voor Vis-TV bij de aanbeet van een forel zijn evenwicht verloor en omsloeg. Iets dergelijks overkwam mij afgelopen jaar ook. Na het vangen van enkele fraaie botten vielen de aanbeten stil. Ik peddelde naar een nieuwe stek en liet ondertussen een klein plugje meehobbelen. Omdat ik – dom, dom! – mijn hengelsteun thuis had gelaten, klemde ik de handgreep van mijn hengel tijdens het roeien tussen mijn benen. Nog geen vijf minuten later krijg ik een beuk van een aanbeet. Een gierende slip en een krom slaande hengel doet me opveren. De hengel schiet tussen mijn benen vandaan en de molen blijft hangen achter het bankje van de kaboat. Ik spring overeind om de hengel te pakken en voor ik er erg in heb, lig ik naast de kaboat in water van 7 graden Celsius. De hengel zie ik overboord vliegen.

Het drama is echter nog niet compleet. Ik probeer terug aan boord te klauteren en zie het statief met mijn fotocamera kantelen en overboord slaan. In een reflex schop ik er met mijn voet naar en – hoe wonderlijk – de camera blijft met de draagriem aan mijn voet hangen! Ik leg ‘m terug in de kaboat en zwem, me vasthoudend aan de kaboat, richting oever. Ik voel geen paniek en prent me in, dat mijn zwemvaardigheid (ik heb jarenlang in clubverband gezwommen) me niet in de steek zal laten. Gelukkig is de wind, waar ik tegenin moet zwemmen, niet ál te sterk, anders had ik dit nooit gered. Gelukkig draag ik ook een zwemvest – altijd in de kaboat – zodat, mocht er kramp optreden, ik toch zal blijven drijven. Na tien minuten straffe beenslag zie ik de zandbodem onder me verschijnen. Eenmaal ik kniediep water kan ik weer instappen. Kletsnat en rillend peddel ik terug richting auto. Met een verzopen camera en telefoon en – het allerergste – een hengel overboord met een forel (hoe groot zou ie geweest zijn?) aan de andere kant van de lijn. Ik probeer troost te putten uit de gedachte dat hij zich weet te bevrijden van het enkele haakje, maar de twijfel daarover blijft zeer doen. Gelukkig maar, want dat is een teken dat ik nog leef… De moraal van dit verhaal is duidelijk. Ook vredig stilstaand water is niet ongevaarlijk. Wind en onderkoeling kunnen zwemmen moeilijk of zelfs onmogelijk maken. Daarom is het dragen van een zwemvest een absolute must. Ik heb mijn piepschuimen vestje inmiddels vervangen door een comfortabeler te dragen zelf opblazend vest met een drijfvermogen van 275 Newton. Dat kost een paar centen, maar alleen zo’n vest zal je tijdens de koude maanden, als je veel kleding aanhebt, zodanig drijvend houden dat je kunt blijven ademhalen. De eerste voorwaarde om te kunnen overleven en dat mag gerust iets kosten, want je leven is niet in geld uit te drukken.

 

Verslavend

Al zal het Oostvoornse Meer ook voor mij vooral een targetwater voor forel blijven, toch hoop ik er met name in die ‘zoete roofvisloze’ lentemaanden nog vaak bot te mogen vangen. Op de wijze zoals hierboven omschreven is dit om de drommel geen plaag, maar een vreselijk verslavend spelletje!

Wilfred van Nunen

 

Een rover met een haarscherpe blik. Hoofdrolspeler in een vreselijk verslavend spelletje.