De periode van de late winter en het vroege voorjaar, zijn maanden die te boek staan als moeilijke maanden voor de zeevisser. Maar we blijven er niet voor thuis, want er zijn zeker mogelijkheden voor wat mooie vangsten. Winterse soorten als schar, wijting en wellicht een verdwaald gulletje trekken stilaan naar dieper water, de bot zit onder de kant en de eerste zomergasten gaan zich aandienen!

 Bewust kiezen tussen die eerste zomervisjes of die verre winterschar… (hoofdfoto: tussen winter en zomer kun je als strandvisser alle weertypen verwachten! (Foto https://beeldbank.rws.nl, Rijkswaterstaat / Joop van Houdt)

Door Steven Beuckels

Dit Artikel van Toen verscheen eerder in Zeehengelsport nummer 370

Het is een beetje een aparte tijd voor de gedreven strandvisser, die periode van maart, april en soms ook mei. De fruitbomen staan in april al volop in bloei, maar tegelijk kunnen ochtendvorst en gure hagelbuien de winter nog proberen te rekken. En wie in februari alle ‘maartse’ stormen en regens heeft opgemerkt, weet langzamerhand niet volledig meer wat het klimaat met ons voor heeft.

Hoe moet je daar als strandvisser of wedstrijdvisser op in? Het weer blijft de belangrijkste factor. Want zo gezegd; het ene jaar ook het andere niet. Als we te maken hebben met een koude winter met strenge vorst en veel sneeuw dan is het vrij duidelijk dat er een hemelsbreed verschil kan zijn met een zachte winter, zoals we dit jaar gekend hebben, waar het tot half februari uitzonderlijk zacht was. De oppervlaktemperatuur van het zeewater kwam eigenlijk niet beneden de 7 graden. Tot die tijd viel er een normale hoeveelheid neerslag die het zoutgehalte van het zeewater hoegenaamd niet beïnvloed heeft. Dat er later veel neerslag bij zou komen, heeft dat weer enigszins ‘verwaterd’.

Bij dergelijke meteorologische omstandigheden zal bijvoorbeeld zeebaars de jaarlijkse trek vanuit de overwinteringsgebieden in het westelijk Kanaal vroeger aanvatten. Intussen weten we ook wel dat wijting en gul niet verlegen zitten met een graadje meer of minder van het zeewater. Nadat deze voor een maand of twee (februari/maart) efkens zijn vertrokken om kuit af te leggen, komen ze graag – en graatmager als ze zijn – nog eens naar de stranden om zich tegoed te doen aan garnaal.

Een wintervisje…(schar) 

Kiezen is niet altijd verliezen

Wanneer je als wedstrijdvisser aan de start komt van die ‘voorjaarsklassiekers’ sta je op de stranden zowel in België als Nederland dikwijls voor een verscheurende keuze. Ga ik nog volop vér, alles de kast, om alsnog die laatste wijtingen of scharren te pakken te krijgen of zoek ik het korter onder kant op (scholen)baars en bot ? Moeilijke keuze of toch niet? Want het komt er op neer dat je ver weg gooit met geclipte onderlijnen of juist dichtbij werpt met een zomerse two-up/one down onderlijn?

Zorg voor een goede voorbereiding. 

Optimaliseren

Wat kun je allemaal doen om de voorbereiding te optimaliseren? Vooreerst kan je je in de dagen voor de visdag of de wedstrijd eens gaan informeren hoe de vangsten ervoor staan. Wij doen dit bijvoorbeeld door eens te gaan kijken naar de vissers op de staketsels van Blankenberge of Oostende en daar te vragen of er nog iets van wintervis gevangen wordt. In Holland kijken jullie dan waarschijnlijk op de pieren van Hoek van Holland, IJmuiden of Scheveningen. Een andere manier van informatie optimalisering is het bootvissen. Ik kan een dagje opstappen met de sportvisboot van mijn teammaat Daan die in die vroege periode al probeert een vroeg tongetje te vangen, ofwel nog volop in de wintervis zit. Als er daar nog wintervis gevangen wordt, dan weet je dat je op de stranden eveneens nog een kans maakt.

Stop de keuzestress

Brengt dit ook nog geen klaarheid in de keuze, dan zit er niets anders op dan voor beide te gaan. Stop de keuzestress door je viskist te verdelen in een zomer- en winterafdeling. Op zich uiteraard geen probleem. Het aas daarentegen vereist wat denkwerk; daar heb je ook met twee soorten van doen, namelijk slikjes en leeglopertjes voor baars en bot, en Franse tap (vers of belegen of diepvries) voor de schar en de wijting.

Ook tijdens de wedstrijd of vissessie kun je alsnog je keuze laten bepalen door het getij. Je kunt gerust aannemen dat de wintervissen schar en wijting bijvoorbeeld slechts bij aanvang van de wedstrijd, wanneer het net laag water geweest is en de ebstroom nog even doorloopt, nog even bijtlust vertonen. Naarmate de diepere muien niet meer zo goed te bereiken zijn, schakelen we liever op zomerse toestanden. Dan gaan de zware hengels en dito loodgewichten en onderlijnen aan de kant en zetten we ons achter het lichtere materiaal. Zeker naar het hoog water toe, wanneer de vloedstroom erin komt, kan dat het verschil maken tussen winst en verlies. Ik wil hier natuurlijk niet mee gezegd hebben dat je met dat zwaardere winterse materiaal ook geen botje of zeebaars zult gevangen krijgen. Maar zeg nu zelf, een baars in de branding drillen aan een iets gevoeliger hengel is toch zoveel leuker dan deze aan een strakke hengel binnen te takelen. Dus, zelfs in de overgang der seizoenen, is er met wat inventiviteit en aanpassingsvermogen voor de liefhebber van de zoute visserij nog altijd wat leuks te vangen.

Oei, dat is al een mooie voorbode van het voorjaar, die zeebaars geeft al een boost aan motivatie.

Two-up/one down

Als zomeronderlijn kun je gerust de two-up/one-down, oftewel twee haken boven het lood en één haak eronder, zien als de meest essentiële basis voor de lichtere visserij waarin afstand geen eerste prioriteit heeft. Het is inderdaad een onderlijn die ook vaak door wedstrijdvissers gebruik wordt in de meest uiteenlopende omstandigheden. Als standaarduitvoering vertrekken we van een body of staande lijn van 40/00 tot 50/00 met daaraan haaklijnen tussen de 60 en 90 cm in diktes variërend tussen de 20/00 en 35/00 aan superkleine warteltjes tussen twee kraaltjes.

Gezien de snel evoluerende trekkracht van de monolijnen is 40/00 in de meeste gevallen ruim voldoende op voorwaarde dat de kraaltjes op de staande lijn gelijmd worden in plaats van geknoopt. Dit is een techniek die enkele jaren geleden naar ons is overgewaaid vanuit de Zuid-Europese wedstrijdvisserij waarbij alles gericht is op het zo licht en onzichtbaar mogelijk maken van de onderlijnen zonder aan sterkte te moeten inboeten.

Wanneer we op de dikte van de haaklijnen focussen komen we in eenzelfde gedachtegang. Wanneer op een zomerse dag wind en branding ontbreken, en het water net zo helder is als een glas jonge jenever, en de zon van ‘s morgens vroeg tot ‘s avond laat de badgasten verblijdt, dan zal een schuwe scholenbaars zich rapper vergrijpen aan een extra fijne montage dan aan een streng van pakweg 40/00 of 50/00. Dat zal iedereen begrijpen. In dat opzicht is fluorocarbon dan ook aanmerkelijk beter geschikt dan gewone (gekleurde) nylon, voor zowel body als haaklijnen.

Wordt er nog wijting gevangen bij het bootvissen? Dan kun je ze ook vanaf het strand misschien nog bereiken…

De zomerclip

Maar stel nu je nu eens een dag voor waarop zon en wind en branding het ideale scenario vormen om eens lekker op de grotere jongens te gaan jagen. In de branding zelf zal het dan algauw op een wasmachine gaan lijken waarin de zilveren rover zich ook niet thuis voelt. En over de branding heen werpen is dan ook niet altijd evident met de one-up/one-down. In dat geval kun je beter opteren voor wat ik gemakshalve de ‘zomerclip’ zou noemen. Dit betreft een gewone geclipte lijn gemonteerd zoals die voor de wijting- en scharrenvisserij in de winter, maar dan wel met slechts twee in plaats van drie haken en met haaklijnen van 60 tot 90 cm. Ook doen we alles in fluorocarbon maar in een zwaardere uitvoering en zonder toeters of bellen. In zulke omstandigheden zou ik gerust tot 40/00 haaklijn durven gaan, mede om het in de war raken van de haaklijnen zoveel mogelijk te vermijden. En meestal lukt dat dan ook wel.

Uiteraard kun je vanuit de basismontage van two-up/one-down zoveel variëren als je maar wil. Maar houd toch maar altijd voor ogen dat ‘licht en fijn’ het uitgangspunt blijft. Een vlottertje hier of een lovertje daar, of toch nog een extra pareltje, kan leuk ogen maar het moet toch ook nog altijd zijn nut hebben. Ik citeer hier graag nog eens Chris Clark, de Engelse internationale tophengelaar, als hij zegt: ‘Er zijn al veel meer vissers aan parels en kleurtjes gevangen dan vissen.’ Zullen we dat dan maar vooropstellen?

De complete strandvisser

Als wedstrijdvisser blijft het belangrijkste de goede beslissing te nemen op het goede moment als het om winst of verlies gaat. Nu ben ikzelf geen slechte werper dus ik laat mij in deze periode moeilijk verleiden tot het ‘dichtbijvissen’. Maar dit wil niet zeggen dat ik mijn buurman tien baarzen zal laten uitlopen, dus zal ik moeten reageren door ook naar de ‘dichtbijhengel’ te grijpen. In deze periode moet je alles bij hebben om op het juiste moment toe te slaan; ofwel dichtbij of veraf. Wanneer  je begrijpt wat de zee je te vertellen heeft aan stroming, wind en temperatuur, en je als visser de afstand, vissoort, aassoort, en de juiste onderlijn beheerst, dan pas ben je de complete strandvisser.

Ik hoop jullie met deze tips toch enigszins vooruit te kunnen helpen in de ‘voorjaarsklassiekers’!

Wie de zwinnen en de muien kent, heeft ook in het voorjaar een voorsprong!

(Foto https://beeldbank.rws.nl, Rijkswaterstaat / Joop van Houdt)