De visserij op barbeel kent de laatste jaren een gestaag groeiend aantal beoefenaars. Het vangen van de ‘Koning van de Stroming’ geeft een enorme voldoening en de aanblik van zo’n gespierde en gestroomlijnde krachtpatser gaat nooit vervelen. In deze editie van de Masterclass daarom een special rondom deze magische vis. We laten vier kenners uit de scene aan het woord over ieder hun eigen favoriete discipline. Tim Janssen, Djon Okkerse, JanWillem Nijkamp en Leon Haenen geven je vast genoeg stof tot nadenken. Zo kom je deze zomer en herfst goed beslagen aan de waterkant.

TIM JANSSEN

Wat zijn de kenmerken van een goede barbeelstek op de IJssel?

Bij aankomst op nieuwe stekken probeer ik het water te ‘lezen’. Ik let dan vooral op hoe de neringen (de nering is de stroomnaad die je ziet tussen de koppen van twee kribben) lopen en waar de witte belletjeslijn loopt. Vooral die witte belletjeslijn is voor mij van belang omdat hier het meeste zuurstof aanwezig is. Hier houden de stroom minnende vissen zich het liefst op. Wanneer er dan ook nog een grindbodem aanwezig is met hier en daar wat mosseltjes en wat vuile steenstort dan weet je dat je een barbeelzone gevonden hebt. Deze stekken kunnen relatief klein zijn, maar ook uit een stuk met meerdere kribben of een lang stuk strekdam bestaan. Eenmaal gevonden, vis ik dit gebied in meerdere sessies nauwkeurig af en zo kom je er vanzelf achter waar de barbelen zich het liefst ophouden. Globaal gezien tussen Westervoort en Olst kun je voldoende van dit soort stekken vinden, verder stroomafwaarts wordt dit lastiger is mijn ervaring.

Mooie IJsselbarbeel.

Mooie IJsselbarbeel.

Waar kun je het beste je stek proberen op te bouwen ten opzichte van de ligging van een krib?

Ik schreef zojuist al over de zogenaamde ‘witte-bellen-lijn’, dat is voor mij de afstand waar ik mijn stek opbouw. Soms kan deze op 30 meter liggen, maar op sommige stukken ligt hij in het midden van de IJssel. Belangrijk bij het opbouwen is dat je met regelmaat, en dat is voor mij elke vijf tot zes minuten, opnieuw aas brengt. Let op dat een goed gevulde korf niet te ver wegrolt na het werpen. Accuraat werpen, dus constant dezelfde afstand en richting is essentieel, zo creëer je een mooi voerspoor. Dit kan zowel op strekdammen, tussen de kribben, als vanaf de punt van een krib, zolang je maar vist in de ‘barbeelzone’.

Tip: Bouw je voerstrook altijd iets stroomopwaarts op, hierdoor kun je de tweede helft van je sessie altijd nog iets stroomafwaarts opschuiven waardoor je achter je voerstek vist. Dit levert mij regelmatig extra barbelen op. Een barbeel aast stroomopwaarts en het kan soms lang duren voor ze echt opschuiven. Je kunt ze dus tegemoet komen door later in je sessie iets op te schuiven achter je voerspoor.

Vergeet ook zeker de eerste twee uurtjes in het donker niet!

Vergeet ook zeker de eerste twee uurtjes in het donker niet!

Als het water extreem laag staat, hoe ga je dan te werk/waar vis je dan?

Dat antwoord heb ik eigenlijk hierboven al gegeven, ik blijf ook dan vissen in de ‘barbeelzone’, alleen vis ik dan vaak in de avond en blijf doorgaan tot in de duisternis. Het lijkt wel of barbelen in die omstandigheden pas later op de avond actief worden. Vergeet ook zeker de eerste twee uurtjes in het donker niet! Zo heb ik al prachtige resultaten geboekt.

De rest van het artikel vind je in de BEET van juli 2023. Het magazine is vanaf 11 juli verkrijgbaar in de boekhandels en bij de hengelsportzaken. Voor een abonnement op BEET, voor het laatste nieuws op het gebied van materiaal en technieken voor het vissen op barbeel en andere witvis, ga je naar: https://shop.beet.nl/category/abonnementen/.