JAN ROMEIJN – Als er één uitspraak van toepassing is op de sportvisserij, dan is het wel deze: ‘resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst.’ De zee en het strand zijn voortdurend in beweging, en een visser die constant wil vangen, kan niet anders dan meebewegen. Anders gezegd: hij of zij moet bereid zijn om zich aan te passen aan de omstandigheden die heersen op de gekozen visdag. In deze bijdrage legt Jan Romeijn uit met welke variabelen hij aan de slag gaat om de juiste onderlijn te vinden…

Een paar weken geleden stond ik op het strand en ving redelijk vis. Er kwamen drie mannen bepakt en bezakt het strand oplopen, luid en enthousiast pratend. Met mijn rust was het dus gedaan, maar daar kwam ik toch al niet voor. Ik begreep dat ze uit de richting Doetinchem kwamen en 175 km hadden gereden om te komen vissen.

Onderweg hadden ze twee stops gemaakt voor ‘versnaperingen’ voor henzelf en voor de vis. Ze gingen een eindje verder aan de waterlijn staan en tuigden hun hengels zo snel ze konden op, alsof ze een wedstrijdje deden wie het eerst zou ingooien.  Ik ving flarden van hun gesprek op: ‘weet je nog 3 weken geleden… een stukje verderop… hoeveel had jij er?’ en het antwoord luidde: ’45 stuks! Ik heb diezelfde lijntjes weer bij me, kan niet fout gaan.’ Maar na een uur stonden ze elkaar vertwijfeld aan te staren: ze hadden nog geen stootje gezien. ‘Hoe kan dat nu, we staan op precies dezelfde stek! En we hebben die toponderlijn van vorige keer toch bij?!’ Ik ving zelf wel regelmatig een visje; geen massa’s, maar ik was lekker bezig. Hoe was dit mogelijk?

De auteur met een stevige bot die hij mede dankzij jarenlang testen wist te foppen.

 

Een milieu in beweging

Vis zwemt en als de vis niet precies zwemt waar jij aan het vissen bent, dan is iedere poging om wat te vangen per definitie vergeefs. Wat vandaag een topstek is, kan dat morgen al niet meer zijn. Het strand is immers constant in beweging. De mui die drie weken geleden nog netjes binnen werpbereik voor je neus lag, kan inmiddels helemaal dichtgeslibd zijn, of 400 meter stroomopwaarts zijn verkast. Ik schreef het ook al in mijn vorige bijdrage: het strand van vandaag is het strand van gisteren niet en zal het strand van morgen ook niet zijn. Als visser moet je dan ook telkens rekening houden met die veranderende omstandigheden.

Goed naar de golven en de branding kijken kan al een groot verschil maken bij het lokaliseren van vissen, want zeker bij wat onstuimiger zee zie je perfect waar die golven op ondiepere zandbanken breken en waar ze rustig voorbij de diepere stukken rollen. Die diepere stukken zijn heel geliefd bij veel vissoorten: ze gebruiken de muien als een soort van snelwegen om in de voedselrijke zwinnen te komen, zoals Daan Wintein vorig jaar heel precies heeft uitgelegd in een bijdrage aan het julinummer van dit magazine.

Maar daarmee ben je er nog lang niet, want zelfs als je weet waar de vis zwemt, moet je die nog altijd zo ver zien te krijgen dat hij (of zij) bereid is om jouw aasje te pakken. En hoewel we heel veel factoren die bepalen of we een visrijke dag hebben dan wel een blank niet in de hand hebben, is er toch één ding waar we wél veel invloed op hebben, en dat is aaspresentatie. Nee, we moeten ons aas niet op een   gouden schaaltje leggen, maar wat wel van cruciaal belang is, zijn de juiste aaslijntjes. Dit is een puzzel waar veel te veel broeders-in-Petrus nog totaal niet mee bezig zijn – en dat is jammer.

 

|> Verder Lezen? “De Testlijn” en nog veel meer interessante artikelen kun je lezen in Beet 2  NU te koop voor € 6,95 in de betere hengelsportspeciaalzaak en de boekhandel.

 

Altijd op de hoogte blijven van het laatste hengelsportnieuws?

Met een abonnement van Beet ontvang je 9X per jaar je favoriete hengelsportmagazine. Zo blijf je thuis en onderweg op de hoogte van de laatste nieuwtjes, lees je blogs van bekende hengelsporters en artikelen van onze redactie.