DANIEL VAN DER KRAAN – Zodra het nieuwe roofvisseizoen weer bijna van start gaat, kijken ik en mijn vismaat Alrik weer reikhalzend uit naar één van onze favoriete visserijen: met klein spul op groot water!

In ons geval bedoel ik daarmee trollend met kleine plugjes de rivier op. Wat deze manier van vissen zo ontzettend leuk maakt? Blanken komt vrijwel nooit voor, want vrijwel alle jagende vissoorten kun je verwachten én je vangt zeker niet alleen kleine vis! Zeker in het voorjaar en de zomer als het visbroed weer volop aanwezig is, zijn kleine plugjes en shadjes vaak zelfs nog beter dan de immer maar groter wordende swimbaits, tailbaits en noem ze allemaal maar op. Hiermee zeg ik zeker niet dat deze geen vis opleveren in de warme maanden, maar ik maak de keus voor klein – dat naast de eerder genoemde punten –, ook voornamelijk voor het grote plezier.

In deze tijd van het jaar zijn kleinere pluggen vaak op hun best.

LICHT

De diversiteit aan de te verwachten vissoorten dragen absoluut bij aan dit plezier. De hoofdmoot is meestal snoekbaars en baars, met snoek als goede derde. Daarnaast zijn geregeld roofblei en winde de klos en tegenwoordig kunnen we ook steeds vaker meerval verwachten, al zou ik die dan toch liever als bijvangst aan de snoekhengel willen. Alrik was ooit ‘de gelukkige’ om er eentje te haken, maar zoals je begrijpt begin je niet veel met een 20-grams spinhengel tegen dergelijk geweld. Na een tiental spannende, maar helaas kansloze minuten loste de vis.

“Als je dan kort na het terugschakelen naar klein aas een ‘mooie meter’ of ‘vadsige veertiger’ pakt, snap je ons enthousiasme!

Inmiddels hebben we echt een hoop mooie dagen beleefd op de rivier met ‘de kleintjes’. De beste tijd is naar mijn mening van het begin van het seizoen tot zo eind september. Zeker in het begin van het seizoen is het visbroed volop aanwezig en dat zal een voorname reden zijn waarom kleine plugjes gewoon goed werken. Het levert trouwens niet alleen kleine vis op, want op snoek na heb ik mijn persoonlijke records van de andere vier soorten allemaal op deze manier gevangen! Maar al te vaak kregen we met groot snoekspul geen enkele aanbeet. Als je dan niet lang na het terugschakelen naar klein aas een ‘mooie meter’ of ‘vadsige veertiger’ pakt, snap je ons enthousiasme!

Onze uitrusting:

Allereerst de hengel. Toen mijn hengelverzameling destijds minder toereikend was, gebruikte ik mijn verticaalstokje om te trollen. Dat ging verder prima, echter bij de kleinere plugjes van vijf tot zeven centimeter kwamen de trillingen niet voldoende door om goed te kunnen voelen of deze hun werk naar behoren doen en dat is dus wel essentieel. De redelijk stugge verticaalstok was ook gewoon te hard voor  met name de zachte baarsbekken en dat resulteerde soms in lossers.

Inmiddels vissen we al enkele jaren met parabolische spinhengels tussen de 210 en 240 centimeter met een aanbevolen werpgewicht tussen de tien en 25 gram. Hiermee is het aantal lossers beduidend minder, al is lossers op een visdag nooit helemaal te voorkomen. De dril aan dergelijke lichte hengels is echt een groot deel van het plezier, want een mooie middelmaat snoekbaars of veertiger-baars trekt deze al mooi rond, laat staan als er een flinke snoek(baars) aan gaat hangen. Let er wel op dat je de hengel ook weer niet te licht neemt.

Natuurlijk vissen we het liefst van zonsopkomst tot zonsondergang!

Er moet enige ruggengraat onderin de hengel zitten om wat reservepower te hebben bij een mooie vis. Ook lukt het niet om met een te zachte hengel de plugjes op diepte te krijgen. Deze hebben een bepaalde tegendruk nodig om steeds dieper te duiken tot hun maximaal haalbare diepte is bereikt. Een zachte stok zal alsmaar verder willen doorbuigen en kan dus zodoende niet de juiste hoeveelheid tegendruk geven. Zo zal je aasje niet op de gewenste diepte kunnen komen.

Er moet wel enige ruggengraat onderin de hengel zitten om wat reservepower te hebben bij een mooie vis.

AFGESTEMD

De molen nemen we in de maat 2.000 tot 2.500 en het liefst licht van gewicht zodat deze mooi in balans is met de hengel. Alle merken hebben wel een dergelijk model in het programma en ook in meerdere prijsklassen zodat er voor iedere portemonnee genoeg keus is. Belangrijkste blijft natuurlijk dat de slip naar behoren werkt, want we willen natuurlijk niet die dikke bak verloren zien gaan omdat de slip niet op gang kwam vlak voor het net…

Op deze molen spoelen we een dunne gevlochten lijn in 10/00 of 12/00. Zelf hebben wij goede ervaring met de HD4 lijn van Savage Gear en de Spiderwire Code Red, al zijn er natuurlijk meer geschikte lijnen op de markt. Wel kies ik altijd voor een fel gekleurde lijn zodat ik deze goed kan volgen tijdens het werpen of tijdens de dril en daarnaast is het ook zeer praktisch wanneer je aas aan de bodem vastzit maar daarover later meer.

Als onderlijn kiezen we steevast  voor iets snoekbestendigs. Na meerdere experimenten bevalt mij dun singlestrand titanium prima. De soepele 49-strand is tevens prima geschikt, alleen gaat dat toch vrij snel kinken na een gevangen vis en moet je deze dus geregeld vervangen. Dit titanium is in verhouding wel duurder, toch veel duurzamer uiteindelijk. Een goede kwaliteit speldwartel in een ‘maatje 2’ een kleine tonwartel maken de onderlijn compleet. Maak deze in elk geval niet te kort (minimaal 30 cm) in verband met de kans op flinke snoek.

Er ontbreekt nog één ding aan de uitrusting: het kunstaas. Met klein spul doel ik op diepduikende plugjes in de categorie van zeg vier tot zeven centimeter lengte. Het aanbod hierin is tegenwoordig behoorlijk groot en ieder merk heeft ze wel in hun assortiment. Een van de bekendste en tevens favoriet van mijn vismaat is de Salmo Hornet in de vijf en zes centimeter uitvoering. De Savage Gear Diving Prey in de 6,3 cm versie gebruik ik dan zelf weer graag; in de praktijk doen ze weinig voor elkaar onder. Deze plugjes gaan tot een meter of vier diepte en zijn zowel trollend als werpend prima voor deze visserij.

Alrik met toch wel een heel knappe zomerse snoekbaars!

De kleur blijft nog steeds een apart verhaal, want zou ik die ene vis ook gevangen hebben als ie wit was in plaats van groen/geel…? Of had ik aan t einde van de dag meer kunnen vangen door die zwartgekleurde de hele dag te gebruiken en niet alleen maar dat ene uurtje? Voorkeuren ontstaan alleen door vangen en vangen doe je alleen door ermee te vissen. Elk kleurtje in mijn doos heeft wel vis opgeleverd en wanneer je een dikke tachtiger snoekbaars haakt op die mooie ‘firetiger’ dan krijgt die vanzelf wel het ‘favoriet-lintje’ opgespeld, toch? Blijven uitproberen dus en de toppers van die dag komen vanzelf in beeld. Ik zeg bewust die dag, want een dag later kunnen ze zomaar totaal uit vorm blijken te zijn. Ratels vind ik trouwens wel gewenst omdat in die enorme plons water het geen kwaad kan wat extra lawaai te maken.

Wat te denken van zo’n forse roofblei? Klein aas betekent dus lang niet altijd dat de vangsten ook klein zijn.

OP DIEPTE

Goed, we gaan beginnen. We vissen altijd maar met een hengel in de hand omdat het vastlopen vrij geregeld voor komt en we van mening zijn dat twee extra steunhengels gewoon niet praktisch zijn om die reden. Laat je aasje altijd eerst even naast de boot zwemmen om te kijken of deze mooi recht loopt en of je deze niet te snel vist. In beide gevallen zal deze gaan tollen en ga je zelden iets vangen. Wanneer deze niet recht loopt, zal hij niet op de juiste diepte komen terwijl je hem toch voelt tikken op je top. Altijd even checken dus! We vissen in de regel langs de oevers van de rivier en de taluds van de kribvakken, omdat dit eenvoudig weg vaak de beste stekken zijn. Vooral de lange oevers met steenstort zijn vaak echte topstekken. We bieden de plugjes meestal tussen de drie en vier meter diepte aan.

Hotspots… Nabij obstakels aan de oever of op de bodem zijn vaak de hotspots te vinden. Hef echter op tijd je hengel op; voor je het weet loop je vast!

De haalbare diepte hangt uiteraard af van het plugje zelf maar ook van de vaarsnelheid, de diameter van je hoofdlijn en de hoeveel lijn die je uit hebt staan. Begin met een worpje achter de boot van een meter of tien en geef steeds wat lijn bij totdat je het aas over de bodem voelt stuiteren. Draai dan een paar slagen binnen en hij zal mooi vlak boven de bodem zijn werk doen. Omdat de rivierbodem bepaald niet op een mooi betegeld zwembad lijkt, moet  je ook continue de dieptemeter in de gaten houden. Niet alleen vanwege het eventuele vastlopen maar ook voor de veiligheid. Zodra je een kribvak nadert, zorg er dan voor dan je ruim om de pier heen vaart. De stenen onder water zijn meedogenloos voor je kunstaas. De persoon die aan binnenkant vist op dat moment kan ook beter de hengeltop hoog houden om vastlopen te vermijden. Wanneer we meerdere aanbeten krijgen op een bepaald stuk gaan we er nog een keer langs, net zo lang tot de actie ophoud.

“Een nieuw dregje is nog steeds een heel stuk goedkoper dan een nieuw aasje…

Vastzitten is trouwens iets wat onontkoombaar is bij het trollen over de rivierbodem. Ook wij hebben inmiddels aardig gedoneerd aan de talrijke obstakels. Wanneer je vastzit, kun je in veel  gevallen je aas bevrijden door weer in dezelfde richting achteruit te varen en je top laag te houden. Zo trek je meestal de boel weer los, maar helaas gaat dit niet altijd op.

Een niet alledaagse, maar wel zeer goede kunstaasredder!

REDDER

Alrik was zo slim destijds om een kunstaasredder te bestellen en die heeft ons al flink wat geld bespaard! Het type dat wij gebruiken is alleen niet de bekende versie met de kettinkjes – die dan trachten de dreggen te pakken te krijgen. Ons model klemt zichzelf vast aan de speld zelf. Hierdoor komt alle kracht direct op de dreggen die dan uiteindelijk losschieten of openbuigen. Een nieuw dregje is nog steeds een heel stuk goedkoper dan een nieuw aasje… Wanneer je aas dus niet vrijkomt op de normale manier, probeer dan zo dicht mogelijk bij de plek des onheils te komen. De bestuurder van de boot houdt uiteraard ook continue de omgeving in de gaten! ‘De verlosser’ hangt ‘de redder’ in de lijn en laat deze langs de strakke lijn afzakken. Houd de handlijn in de andere hand om deze te begeleiden. Niet zelden tikt het kunstaas al los door het gewicht dat er ineens op neerdaalt.

Door de redder met beleid omhoog te trekken en weer in de vrije val te laten gaan, zal deze vrij rap de speldwartel vastklemmen! Let er wel op dat je minimaal een ‘maatje 2’ speldwartel gebruikt, anders heeft de redder geen grip genoeg. Zodra je voelt dat je contact hebt, kan het trekken beginnen. Mocht je het zaakje niet direct met de blote handen los kunnen trekken – het touw kan de vingers stevig afknellen bij flinke spanning -, wikkel ik deze een paar maal om mijn kniptang om meer kracht uit te kunnen oefenen. Check ook wel eerst de splitringen in het neus-oog vooraf, omdat die niet op elk aasje even sterk zijn. Uiteraard moeten ook de splitringen aan de dregjes van goede kwaliteit zijn, maar wanneer je vist met dergelijke zachte hengels zal er niet veel kracht op komen te staan.

De Hyperstrong serie van Gamakatsu is dan een goede keuze

Wanneer je met de kunstaasredder aan de speldwartel gaat trekken, is het natuurlijk een ander verhaal. De Hyperstrong serie van Gamakatsu is dan een goede keuze.  Op een moment zat Alrik vast op een meter of tien uit de oever. De stevige wind en stroming maakte het ons niet echt makkelijk om boven het vastgelopen kunstaas te komen. Na een gezonde mix van geduld én gevloek had ik eindelijk contact met de plug en kon het touwtrekken beginnen. Het lukte me om ‘iets’ los te trekken en zo takel ik  uiteindelijk een behoorlijk grote tak naar boven waar al een stuk of vier andere shads en pluggen aanhingen! Vermoedelijk hebben hier al meer mensen wat onaardige dingen geroepen naar beneden…

VERRASSING

Nog een aantal zaken die niet mogen ontbreken bij deze visserij zijn een ruim schepnet, hakenslijper én onthaakmat. Baarzen hebben de neiging sneller los te schieten door hun zachte bekken en daarom komt het landingsnet zeker van pas. Wij hebben trouwens twee maten landingsnetten aan boord; een grotere omdat de kans op een flinke ‘riviermeter’ altijd aanwezig is en een kleiner baarsnetje!

De hakenslijper, tot slot, is onmisbaar omdat de dregjes echt op hun lazer krijgen bij deze manier van vissen. Check geregeld je haakpunten door middel van de nageltest en bij twijfel; direct aanscherpen of vervangen.
Vissers die deze methode al langer beoefenen weten hoe leuk en verslavend dit kan zijn. Het drillen op licht materiaal, met regelmaat actie én natuurlijk altijd kans op die ene klapper. Klein aas is gewoon super veelzijdig… Een baarsje van krap tien centimeter of een rivierbuffel van 115 cm aan hetzelfde aasje vangen, het is allemaal mogelijk. Dat verrassingseffect is misschien wel mijn grootste plezierfactor, want wat komt er deze keer zodra er een vis met beleid naar de oppervlakte gedirigeerd wordt? Hey, toch een flinke baars!