Het sportvissen kent een opleving dankzij de coronacrisis. Ook de zeehengelsport profiteert van veel nieuwkomers. Martijn Dekkers gaat daarom terug naar de basis om deze groep bij te praten over de beginselen van het zeevissen. Waar moet je op letten als je in zee gaat vissen? De getijden bijvoorbeeld, die zijn heel belangrijk om op te letten…

Er zijn prima apps om de getijden op je smartphone te bekijken…

 

Door Martijn Dekkers – foto’s Bram Bokkers & Berend Masselink

Ja, die nieuwe groep sportvissers zorgde afgelopen jaar wel eens voor topdrukte op de pieren en de bekende zeevisplekken. Zij kwamen er al gauw achter dat zeevissen nog geen gesneden koek is en dat de bijttijden nogal verspreid over de dag liggen. Getij is een van de belangrijkste factoren binnen de zeevisserij. Bijna de gehele visserij valt of staat bij een goed tij. Maar het getij is veel meer dan hoog en laag water, de getijden zorgen voor stroming in het water. Deze stroming zet vissen aan tot bewegen en dat zorgt er op zijn beurt voor dat vissen gaan foerageren.

Ga bij laag water eens kijken waar de obstakels, zwinnen en geulen liggen op het strand.

 

Vloedstroom en ebstroom

Langs de Nederlandse kust verzet de vloedstroom meer water dan de ebstroom. De vloedstroom stroomt evenwijdig langs het strand in noordelijke richting. Deze begint overigens al 2 uur voor het hoge water en niet pas net na hoog water – wat doorgaans wordt aangenomen. Na zes uur valt de stroming weg, dit noemen we de ‘kentering’. Na een uurtje treedt dan de ebstroom in. Deze stroomt in zuidelijke richting en duurt van 3 uur voor laag tot 2,5 uur na laag water. De beste vangsten worden gedaan als het water stroomt, onthoud dat maar.

 Martijn Dekkers met een gevlekte gladde haai bij Zoutelande. Met eb kun je hier bijna de vaargeul bereiken en zijn deze vissen dichter te benaderen.

 

Zwinnen en muien

Ga je vanaf het strand vissen, let dan op de geulen en de witte koppen op de golven. Die geulen noemen we zwinnen en muien, en daartussen bevinden zich zandbanken. De vissen verplaatsen zich door die zwinnen en muien als auto’s over een wegennetwerk. Daar moet jij je aas dus neerleggen! Maar waar liggen die geulen dan? De beste manier is om met laagwater te gaan kijken. Dan legt de eb al die dieptes en ondieptes bloot, en dan weet jij ook waar je bij vloed of opkomend water moet zijn!

De serie ‘Zeevissen start-up’ van Martijn Dekkers kun je lezen in de magazines Zeehengelsport en BEET. Bovenstaande tips komen uit deel 1. Momenteel is deel 2 te lezen in de huidige magazines.

 

 Laag water bij de Banjaard; de Oosterschelde stroomt uit en er wordt vis gevangen!