In de zomer groeien veel wateren dicht. Karpers hebben weinig last van al dat groen, ze vinden het zelfs wel prettig. Voor ons ligt dat anders; een overvloed aan waterplanten levert een heleboel problemen op: van het presenteren van aas tot het drillen van de vis. Bernd Brink laat zien dat je met de juiste tactiek toch vis kunt vangen in de onderwaterjungle.

Het aantal plantenrijke en heldere wateren neemt de laatste jaren in rap tempo toe. De hoofdoorzaak daarvoor is volgens mij de stijgende temperatuur en schoner, helderder water door de
afname van fosfaten in ons water. Waterplanten groeien sneller in warmer water en in helder water dringt meer licht door waardoor planten sneller ontspruiten. Waterplanten bieden een ideale
biotoop voor slakken, mosselen, insectenlarven en ander klein spul. Voor karpers is dit een luilekkerland. Ze hoeven soms alleen maar hun bek te openen en het voedsel stroomt naar binnen.

Hoewel grote karpers nauwelijks natuurlijke vijanden hebben, zoeken zij instinctief altijd beschutting. Het verblijf in de onderwaterjungle werkt stress-verlagend, het brengt ze rust. Deze instant
‘wellness’ in combinatie met het grote voedselaanbod, maakt deze zomerse wateren tot een vijfsterren vakantiepark voor karpers. En zoals toeristen in een luxe resort, komen ook de karpers hier flink aan.

Kleine openingen in het plantentapijt leveren vaak de meeste aanbeten op.

WATERLELIES

Karpers houden dus van beschutting. Tijdens warme zomerdagen zoeken ze de schaduw van drijvend blad. De onderzijde van de bladeren en de stelen leveren volop voedsel op. Ze hoeven de slakjes er alleen maar af te grazen. Afhankelijk van de grootte en dichtheid zijn lelievelden altijd een uitdaging. Een veld waar de stelen redelijk ver uit elkaar staan levert doorgaans geen problemen op tijdens de dril. De lijn loopt gemakkelijk langs de lange stelen en snijdt moeiteloos door het dunne blad. Dyneema maakt zelfs met de stelen korte metten. In zo’n
dun lelieveld ben ik dan ook niet bang om een meter of twintig in het veld te vissen.

Staan de stelen dicht bij elkaar, dan is het een ander verhaal. In een dichtbegroeid lelieveld pak je tijdens een dril gemakkelijk meerdere stelen tegelijkertijd. Bovendien heeft zo’n lelieveld vaak een dichte wortelstructuur. In tegenstelling tot de stelen geven wortels niet mee, ze kunnen armdik worden. Voorzichtigheid is daarom geboden als de mogelijkheid bestaat dat een karper de waterlelies in vlucht.

Bij dichte velden vis ik daarom alleen tegen de randen aan. De hengel ligt met een bijna dichte slip in de steunen, zodat een gehaakte karper bijna geen lijn kan nemen. Het spreekt voor zich dat je in deze situatie bij een aanbeet direct bij je hengel moet kunnen. Ben je te laat, dan zit de vis vaak al in de lelies en als je dan met volle kracht drilt, is de kans erg groot dat de haak losscheurt. Niet fijn voor jou en de karper… In een dunner begroeid lelieveld is het belangrijk om tijdens de dril voldoende druk te houden. Alleen met een strakke lijn lukt het immers om de stelen en bladeren ‘om te ploegen’. Zwemt een vis zich vast in de bladen dan is nog niet alles verloren. De flexibele stelen vangen de meeste klappen van de vis op en de haak blijft vaak wel even zitten.

Deze junglekarper pakte een opvallende pinda in de opening tussen de planten.

SCHEERMES

We willen allemaal grotere vis vangen. Op deze stekken is het bijkomende voordeel dat een twintigplusponder je tijdens de dril helpt korte metten te maken met de lelies.
De lijn die aan twee kanten strak gespannen staat werkt als een zeis, zodat de vis zichzelf snel vrij zwemt. Kleinere vissen maken er vaak juist een potje van door rond stengels te
zwemmen en zo nog vaster te komen. Een gevlochten hoofdlijn is een grote hulp bij een dril in de lelies. Een relatief dunne gevlochten lijn van 25 tot 30/00 mm snijdt door de planten
als een scheermes.

Je kunt je molens volledig met deze lijn volspoelen, of combineren met een dikkere lijn. Zorg er dan wel voor dat de ‘snijlijn’ lang genoeg is. Doe je dat niet, dan loop je het risico dat de dikkere lijn in de planten terechtkomt. Vis de snijlijn altijd in combinatie met anti tangle-tubing, een nylon leader of een stuk leadcore, anders is er een kans dat de karper zich verwondt aan de dunne, scherpe lijn. Een stuk van een halve meter tot 70 centimeter moet voldoende zijn om de lijn uit de weg te houden, zonder de snijfunctie al te veel te beperken.

Waar het is toegestaan, is een bootje hét ideale hulpmiddel om een vastgezwommen karper los te krijgen en om verder in de lelievelden te vissen

 

INTERESSANT? LEES HET HELE ARTIKEL IN KARPERWERELD 133 

Nu te koop in de winkel of neem een voordelig jaarabonnement voor slechts € 46,50