De brasem (Abramis brama)
De brasem is in onze landen zowat de meest algemeen voorkomende vissoort en er zullen dan ook weinig vissers zijn die nog nooit een brasem hebben gevangen. In de wedstrijdwereld wordt deze vis bijzonder gewaardeerd. Soms hoor ik ook vissers die deze prachtige vissoort juist weer veel minder waarderen. Opmerkingen zoals ‘slappe vaatdoeken’ en ‘slijmjurken’ heb ik heel vaak gehoord en ik heb ze nooit begrepen.
Brasems kunnen in extreem voedselrijke wateren een lengte bereiken tot circa 75 centimeter. De zwaarste met de hengel gevangen brasem woog 10,4 kilo en werd in 2012 gevangen op Ferry Lagoon, Engeland. In Nederland staat het brasem record op 77 cm. Brasems zwemmen bijna overal in Europa, met uitzondering van Spanje en Portugal. De vis voedt zich met name met dierlijk planton, wormpjes, insectenlarven en kleine kreeftachtigen. Behalve de kleinere exemplaren is de vis gemakkelijk te onderscheiden van andere soorten.
1 – VISSEN OP DE BODEM
Brasems zijn echte bodemazers. Ze zullen eerst aarzelend een voerplek ‘aftasten’ voordat ze beginnen te azen. Vaak zwemmen ze in scholen en azen de vissen gezamenlijk nadat ze hun argwaan hebben overwonnen. Dat zijn hele belangrijke zaken om te weten als visser, want op basis van deze wetenschap kun je de vistactiek bepalen.
2 – STOFZUIGERS
Wanneer brasems eenmaal aan het azen zijn, zwemmen ze bijna niet. Ze gaan op dat moment letterlijk met de kop naar beneden richting de bodem staan, zuigen voer van de voerplek naar binnen en filteren totdat alleen het lekkers overblijft. Ook dat is belangrijk om te weten: te weinig voer op de voerplaats en de brasems zijn heel snel weer weg.
Lees het hele artikel NU online
3 – WAITING GAME
Het vissen op brasem is heel vaak een kwestie van de lange adem; je moet geduldig kunnen zijn. Natuurlijk kun je ze soms meteen al in het begin van de vissessie vangen, maar dat zijn vaak uitzonderingen, die bijzondere visdagen. In de regel is het wachten, soms lang wachten, maar je kunt er bijna zeker van zijn dat je geduld uiteindelijk beloond wordt. Brasems zijn echte kuddedieren en zwemmen maar zelden alleen. Wanneer je dan eenmaal de vissen hebt aangelokt, vang je vaak meerdere vissen.
4 – STILLE AASAANBIEDING
Wanneer je uitgaat van de informatie uit de voorgaande tips moet bij het brasemvissen een stille aasaanbieding, zo dicht mogelijk tegen de bodem, vaak wel de beste vismanier zijn. Dat klopt, daarom is juist het feedervissen zo’n succesvolle vismanier voor de brasemvisserij. De haak ligt stil en altijd in de buurt van de voerkorf met inhoud, wat de precieze omstandigheden ook zijn. Verderop in dit artikel kom ik uitgebreider hierop terug.
5 – ZWAARDER BIJ TWIJFEL
Wanneer je met een dobber vist, kan het best gecompliceerd zijn om je aas stil op de bodem aan te bieden. Je hebt soms te maken met stroming en zeker in onze Lage Landen, dikwijls ook met wind. Een gouden tip is om bij twijfel net dat grotere maatje dobber te gebruiken. Een grotere, of beter gezegd, zwaardere dobber heeft meer lood op de lijn nodig. Juist dat extra lood kan ervoor zorgen dat het haakaas toch zo natuurlijk mogelijk op de voerplek ligt.
6 – FRONTBAR
Je ziet de zogenaamde ‘frontbar’ tegenwoordig in allerlei variaties en als ze ergens onmisbaar voor zijn dan is het voor de brasemvisserij. In tip 4 ging het over een stille, statische aasaanbieding. Een frontbar is het beste hulpmiddel om juist dat te verkrijgen. Simpelweg de hengel op de bar leggen en het achterdeel in de uitsparing van de viskist. Zo gemakkelijk!
7 – DOBBERTYPES
Er zijn natuurlijk heel veel verschillende dobbertypes te koop en allemaal zijn ze ooit geproduceerd met een bepaalde visserij in gedachten. Wat de ideale dobber is bij het vissen op brasem hangt vaak helemaal af van het type water, want wateren kunnen onderling gigantisch verschillen. Wanneer het water stroomt gaat er niets boven een ‘bolletje’ dobbermodel: een klein rond dobberlichaam met een lange onderantenne en een holle bovenantenne. Op stilstaande wateren, met name op vijvers, is het vaak beter om met een lang en slank dobbermodel met een hele lange en relatief dunne bovenantenne te vissen. Vooral wanneer je vaak te maken krijgt met vissen die het aas vanaf de bodem pakken en ermee naar een hogere waterlaag zwemmen. Die zogenaamde ‘lift-beten’ of ‘opstekers’ worden met zo’n slank model het best geregistreerd.
8 – VLAGDOBBERS
In Nederland en België zijn vlagdobbers niet populair. Op de meeste andere plekken in Europa worden ze vaker dan welk ander dobbertype gebruikt. Vlagdobbers zijn ideaal om in stromend water de montage te blokkeren en dus het aas zo stil mogelijk aan te bieden. Door de platte lollyvorm van het dobberlichaam stroomt het water om de dobber heen, wat extra helpt om deze stabiel in het water te laten staan.
9 – LOODMONTAGES
Bij het witvissen gaat het er om je haakaas op een zo natuurlijk mogelijke manier te presenteren. Dat moet uiteindelijk de vissen verleiden om het haakaas te pakken. Voor een groot gedeelte wordt die presentatie bepaald door de gebruikte loodmontage en daarin zijn allerlei varianten te bedenken die allemaal op bepaalde momenten perfect zijn. Je moet je als visser proberen in te beelden wat er onder water gebeurt en daarnaar handelen. Hoe is de bodem? Waar ligt er een obstakel? Hoe kan ik het aas stil tegen de bodem aanbieden? Geloof me, de vissers die op dit soort vragen de beste antwoorden vinden zijn degenen die het meest succesvol zijn.
10 – LOODHAGELS = MEER MOGELIJKHEDEN
Tijdens het vissen moet je altijd kunnen inspelen op de situatie. Die situatie kan anders zijn dan je had verwacht; dat vereist aanpassingen aan het gebruikte materiaal om toch de ideale aasaanbieding te verkrijgen. Zorg er altijd voor dat je gemakkelijk de gebruikte loodmontage kunt aanpassen. Loodhagels zijn hiervoor vaak de beste oplossing. Een of enkele loodjes wat meer naar boven of naar onder op de lijn schuiven kan soms een enorm verschil uitmaken!
11 – PEILEN OP HET ONDERSTE LOOD
Een simpele en goede manier om de juiste visdiepte te bepalen is het uitpeilen op de onderste valloodjes die je op de vislijn hebt geknepen. Je hebt daarvoor wel een knijppeillood nodig. Simpelweg het peillood om de loodjes knijpen, die tegen de onderlijnknoop zijn geschoven en de dobber zo uitpeilen dat de bovenantenne en een stukje dobberlichaam uit het water steken met het peillood op de bodem. Pas daarna is het tijd om de te gebruiken onderlijn te bevestigen. Je weet nu dat het onderlijnlusje en de onderlijn net op de bodem liggen. Afhankelijk van de omstandigheden kun je dan de aasaanbieding ‘fine-tunen’ door iets te schuiven met de valloodjes.
12 – DOBBER MARKEREN OP DE HENGEL
Met name bij de brasemvisserij, maar eigenlijk altijd, is het vaak nog wel eens een tijdje zoeken voordat je de precieze, beste visdiepte hebt gevonden. Je schuift dan ook nogal eens tijdens de vissessie je dobber naar boven of naar beneden. Om te verzekeren dat je altijd precies blijft weten waarmee je bezig bent, is het goed om meteen na het peilen de dobberpositie te markeren op de hengel. Je kunt dit perfect doen met een stukje vetkrijt of typex (in ieder geval iets dat je ook weer gemakkelijk van de hengel kunt verwijderen). Je kunt zo altijd en op ieder moment terug naar de basisdiepte.
13 – VERSCHILLENDE ONDERLIJNLENGTES
Je hoeft lang niet altijd de dobber omhoog te schuiven wanneer je verder op de bodem wilt vissen. Een goede manier is om simpelweg een langere onderlijn te monteren waardoor je hetzelfde bereikt. Bovendien krijg je een wat meer wapperende aasaanbieding.
14 – HAAKMAAT
Welke haak je ook wilt gebruiken, het is heel belangrijk dat de grootte van de haak juist is. Zeker bij een brasemgerichte visserij zijn hele kleine haakjes niet de beste optie. Heel veel is afhankelijk van het gebruikte aas. Het is nogal een verschil of dit bijvoorbeeld een enkele muggenlarve of een flinke tros wormen is. De ideale haakmaten? In mijn ogen zijn dit 12, 14 of 16 (ook afhankelijk van het precieze soort en merk, want de maten willen onderling weleens verschillen). Alleen bij een moeilijke visserij, waarbij een kleiner haakaas wordt gebruikt, gebruik je soms een maatje 18. Zelfs wanneer ik er van overtuigd zou zijn dat je met een kleinere haak meer aanbeten kunt krijgen, dan zou ik deze nog steeds niet gebruiken; een veel te grote kans op het verspelen van vissen.
15 – HAAKSOORTEN
Voor de brasemvisserij zijn er veel goede haken op de markt. Ik kan alleen spreken over mijn eigen ervaringen, met andere woorden, er zullen nog meer goede haken zijn dan degenen die ik opsom. De Kamasan B511, B611 (stevigere uitvoering van de B511), B911 en de Tubertini serie 2 (langsteel), 15 (roundbend) en 19 (wat stevigere serie 15) zijn allemaal haken die voor mij hun kwaliteit hebben bewezen en dat doen tot op de dag van vandaag.
16 – HOOG IN HET WATER
Brasems azen bijna altijd tegen de bodem, maar er zijn uitzonderingen. Vooral bij het vissen op warme zomerdagen kan het gebeuren dat alle vissen zich juist een eind boven de bodem ophouden. Vaak gebeurt dit op diepe wateren waar, bij die omstandigheden, dichter tegen de bodem gewoon te weinig zuurstof is. Als je zoiets weet kun je er natuurlijk prima op anticiperen. Door een licht dobbertje met een verdeelde loodmontage te gebruiken, zodat het aas zo langzaam als mogelijk naar beneden zakt, kan op dit soort dagen soms verbluffende resultaten opleveren.
17 – DRIJVENDE MADEN
Ik schreef er ook al over bij de voorntips, maar bij een brasemvisserij zijn drijvende maden zelfs nog veel belangrijker. Aas op de bodem aanbieden is belangrijk, maar heeft geen enkele zin wanneer het daar verdwijnt onder of tussen daar aanwezig wier of waterplanten. Juist wanneer de bodem niet schoon is, zijn drijvende maden onmisbaar. Ideaal is het om het gewicht van de haak overeen te laten komen met het drijfvermogen van de gebruikte maden. Je kunt zo het aas juist boven de bodem laten zweven, dus net boven de rommel die er ligt.
18 – CASTERS
Sommige vissers denken dat casters vooral een voornaas zijn. Het tegendeel is waar: brasems zijn verzot op casters. Ze zijn ideaal om te gebruiken in welk voertje dan ook en ze kunnen ook perfect als haakaas worden gebruikt. Ook casters zijn heel simpel drijvend te maken. Gewoon in de open lucht laten doorkleuren en ze bereiken vanzelf het stadium dat ze blijven drijven.
19 – WORMEN
Wormen zijn misschien wel brasemaas nummer 1. Vissen, en in het bijzonder de bodemazers onder de vissen, kennen wormen als natuurlijk aas. In de modder waar de vissen in wroeten, kruipen ook wormen. Iedereen die weleens muggenlarven heeft geschept zal begrijpen wat ik bedoel. Brasems zijn verzot op dit aas. Het is verstandig om de wormen die je in het lokaas gebruikt eerst in stukjes te knippen. Op die manier kruipen ze niet meer weg.
20 – MESTWORMEN OP DE HAAK
Mestwormen (eusenia) zijn ideaal voor op de haak. Ze zijn enorm beweeglijk en ook de bloedrode kleur wordt door veel vissers enorm gewaardeerd. Ook zijn ze zachter dan andere wormsoorten. Nadeel is dat ze daardoor ook niet voor iedere visserij geschikt zijn.
21 – DENDROBENA-WORMEN
In de sportvisserij zijn de dendrobena’s de meest gebruikte wormensoort. Iedere visser die wormen vaak verknipt en door het voer mengt, gebruikt dendrobena’s. Maar ook als haakaas zijn ze prima geschikt. Bij het feedervissen op grotere afstand zijn het bovendien de enige wormen die tijdens het werpen altijd op de haak blijven zitten.
22 – MAÏS
Wanneer brasems het doelwit vormen is ook maïs een vaak gebruikt aas. Prima als haakaas te gebruiken en door het voer. Een goede toevoeging voor in het gebruikte voer is zogenaamde gecrushte maïs. Dit kun je ook met een cup op de stek plaatsen.
23 – BROOD
Je ziet ze steeds minder, vissers die een broodpluim gebruiken voor op de haak. Toen ik begon met vissen was het zowat aassoort nummer 1. Het zachte, witte gedeelte van wit brood is het meest geschikt. Simpelweg een stukje uit een boterham plukken en voor ongeveer de helft ‘samendraaien’ en door dat samengedraaide stuk de haak steken. Nog altijd is brood een heel goed brasemaas.
24 – MEER AASSOORTEN VOOR BRASEM
Er zijn nog veel meer aassoorten die op sommige wateren bijzonder geschikt kunnen zijn om brasem mee te vangen. Van pellets en miniboilies kijkt inmiddels bijna niemand meer vreemd op, maar wat te denken van erwten, witte bonen, macaroni, knoflook, couscous en jawel, drop of stukjes cornedbeef? Al deze aassoorten hebben al (en vaak verrassend veel) goede brasemvangsten opgeleverd. Wanneer tijdens een visdag niets lijkt te werken, probeer dan eens iets aparts. De resultaten zijn soms verrassend.
25 – VOORVOEREN
Tijdens wedstrijden kun je natuurlijk niet voorvoeren, maar wanneer je weet dat er grote scholen brasem op een relatief groot water rondzwemmen, dan is het voorvoeren van de gekozen visstek dé oplossing om al te lange wachttijden te voorkomen. Al enkele dagen vooraf de plaats aanvoeren, geeft de vissen een langere tijd om de visstek te vinden en wanneer ze daar nog wat worden bijgevoerd is de kans op instant-succes vele malen groter dan wanneer je de sessie op goed geluk begint.
LEES OOK: BRASEMTIPS DEEL 2